| |
The Rise of the Dutch Republic. A History by John Lothrop Mothley. In three Volumes. New-York. 1856.
(De Opkomst van 't Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden. Eene Geschiedenis, door John Lothrop Mothley. In drie Deelen). Te Amsterdam, bij F. Muller. In zeer gr. 8vo., in geslagen en verguld cartonnen banden. f 19-:
‘'t Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden, zijne opkomst en bestaan, heeft zich, in de wereld-historie, als eene dier hoofdgebeurtenissen afgedrukt, door welke de loop der latere tijden is bepaald. Was 't niet ontstaan, vele verschijnsels der zestiende eeuw en volgende tijden zouden zich dan niet vertoond hebben, of anders zijn gewijzigd. Het Gemeenebest zelf was een levendige getuige, een krachtig verzet tegen de dwingelandij van 't Pausdom en ééne algemeene wereldheerschappij; daarenboven, in menig gevaarlijk tijdsgewricht, hield 't met wijs beleid de schaal van Europa's evenwigt.’ - ‘De glansrijke heerschappij van karel V was op 't graf gebouwd van de vrijheid en onafhankelijkheid der volken.’ - ‘Voor hen, die gelooven aan eene voortgaande ontwikkeling der
| |
| |
menschheid, is het opbeurend, te zien, hoe, onder de regering zijns opvolgers, 's menschen geest, sedert zoo lang onderdrukt, zich langzaam, maar zegevierend verheft. In 't midden der moerassen, op eenen uithoek van philips' uitgestrekte Staten, verrees een achtbaar Gemeenebest.’ - ‘Op eene handbreed gronds, de Provincie Holland genoemd, verheft eene magt het hoofd, die met het aanzienlijkste rijk des aardbodems een tachtigjarigen strijd waagt, en, midden en onder oorlog en verwoesting, tot een veelvermogenden Staat aanwast. Hij, die Staat, omgeeft 't beperkte ligchaam van eigen grondgebied met een rijken gordel van volkplantingen en Overzeesche bezittingen, die van den Noordpool reikt tot onder den Evenaar; hij stelt ten laatste aan karel's heerschappij zelve de wet.’
‘Zoo waar is 't, dat iedere bijzondere Staat maar een deel is van 't groote wereldgemeenebest der volken; zoo naauw zijn de betrekkingen tusschen 't geslacht der menschen onderling, dat een volk, ook dan wanneer 't voor zich zelf kampt, dit niet doen kan, zonder heil aan te brengen voor geheel 't menschdom. Dat de kleine Provinciën Holland en Zeeland in de zestiende eeuw hunne regten handhaafden; dat de Republiek der Vereenigde Nederlanden lodewijk XIV 't hoofd bood, en de Staten van Noord-Amerika hunne regten tegen 't Britsch Parlement deden gelden, dit alles is maar één en 't zelfde hoofdstuk uit het groot levensboek der volken; Nederlands verzet tegen Spanje, Engelands omwenteling met willem III, en de onafhankelijkheid van Amerika zijn schakels van dezelfde keten.’
‘De werkdadige kennis van 't Staten-evenwigt, 't geen belangrijker moet worden in dezelfde verhouding, als de verschillende Staten der beschaafde wereld digter op elkander dringen, en de strijd om den voorrang koortsiger wordt, dit is de wereld veel meer aan 't Nederlandsche Gemeenebest, dan aan Florence, in een vroeger tijdperk, verschuldigd. Moed, bedrevenheid en staats- en oorlogsberekeningen maakten 't willem den Zwijger mogelijk, om den magtigsten Vorst van zijnen tijd te wederstaan. Erfelijke koenheid en een vruchtbaar genie stelden Europa's lot in de hand van zijn grooten kleinzoon willem III; ze waren de middelen waardoor hij uit zeer ver- | |
| |
schillende bestanddeelen, tegen de wassende overmagt van lodewijk XIV één onwinbaren dam wist op te werpen. En, even gelijk de handelingen der Inquisitie en de dwingelandij van philips in de zestiende eeuw de Republiek deden geboren worden, even zoo werd lodewijk XIV's inval in de Nederlanden in 1672 en de herroeping van 't Edict van Nantes gewroken door de verheffing van willem III op den troon van Frankrijks vasallen, de stuarts.’
‘Eene groote zeemogendheid, een handeldrijvend gemeenebest, tot eene smalle strook lands in Europa beperkt, maar voor 't welk de ondernemende geest zijner bijzondere handelmaatschappijen een onmetelijk gebied veroverde, en in alle gewesten der wereld bezittingen verwierf; dat in Brazilië en Guiana de wet gaf, New-York eerst stichtte, de Kaap de Goede Doop tot eene ververschingplaats en noodhaven maakte voor zijne Indische vloten, aan Zuid-Afrika nijvere en kloeke volkpanters schonk, nog voortlevende in een krachtig menschenras, Nederlandsch van zin en taal; dat heerschte op Ceilon, op Java en de Molukken - zulk een Gemeenebest moet de aandacht van den Engelschman tot zich trekken: maar voor Noord-Amerika heeft 't schouwspel eene hoogere beteekenis. Uit den strijd van 's menschen ingeschapen gevoel voor waarheid en regt, tegen kerkdwang en priestervonden, overheersching en geweld, werd 't Nederlandsch Gemeenebest geboren door den moedigen wederstand eener vrijheid, die in de wetten en geschiedenis steun vond. Noch die vrijheid, noch de onze was een kind van woest geweld en teugeloosheid: handhaven [je maintiendrai], niet omverwerpen, was de zinsprenk van willem I, den washington der zestiende eeuw, gelijk ze dit was van onzen eigen volksheld en zijne groote tijdgenooten.’
Dit zijn losse trekken, aan des Schrijvers Voorrede vrij ontleend, ten einde den geest te doen kennen, die in zijn werk ademt.
Mothley's beeldspraak, zijne vergelijkingen zijn soms wat vreemd, min of meer gezocht. Er worden beelden bijeengebragt, die 't voor den lezer onmogelijk is, in zijne voorstelling, tot ééne groep te verbinden, en zóó 't gelezene, verzinnelijkt in edele vormen, als een bezield tafereel voor
| |
| |
't oog zijner verbeelding te laten voorbijgaan. B.v.: Neither that liberty nor ours was born of the cloud-embraces of a false Divinity with a Humanity of impossible beauty. Tegen dit gebrek, dat zich misschien hoofdzakelijk tot de Voorrede bepaalt, staan groote verdiensten over. De Schrijver ziet de oude Republiek voor zich, in haar verband met de wereldgeschiedenis, en heeft de plaats herkend, die ze hier naar waarheid moet innemen. Vreemden of inboorlingen, weinigen hebben zich tot dit standpunt weten te verheffen. Dat de oude Republiek en de grootheid van 't Huis van oranje één grondslag hebben: de Hervorming; dat beide, de Nederlandsche Staat en oranje's grootheid, op dien zelfden grondslag, en 't grondwettig Koningrijk der Nederlanden, vereend voortduren; en in een onbekrompen, helderen Protestantschen geest hun levensbeginsel moeten bewaren, is eene overtuiging, die in 't aangehaalde ligt opgesloten, en die mothley deelt, op grond der geschiedenis, met alphonse esquiros, en met elk, die de vrijheid van eigen oordeel aan de bekrompene partijzucht van 't oogenblik niet heeft verpand.
't Geen de goede verwachting van de waarde dezer Geschiedenis versterkt, is de rijkdom aan bronnen. De voornaamste Nederlandsche, Vlaamsche, Fransche, Italiaansche, Spaansche, Hoogduitsche Schrijvers, zoo wel van vroegeren als lateren tijd, stonden den Schrijver ter dienst. Bor en hooft, maar ook kluit en bakhuyzen van den brink; van meteren en wagenaar, maar ook van der vynckt en ranke; mendosa en bentivoglio, komen voor op de breede lijst der geraadpleegde schriften. Bij die schriften heeft mothley 't niet laten berusten: in den Haag, te Brussel, te Dresden, heeft hij de archiven onderzocht; de hulp van bakhuyzen van den brink, gachard, en anderen, genoten.
Deze drie Deelen, na eene Inleiding van 94 bladzijden, brengen de Geschiedenis van den afstand van karel V tot den dood van willem I. Dit is maar een gedeelte van de taak die de Schrijver zich voorstelt af te werken. Ook den bloeitijd van 't Gemeenebest wil hij schilderen, maar in vlugtige trekken; haar zamenstel van regering, handel en volkplantingen, haren invloed op 't evenwigt van Europa in 't licht zetten: another series [of volumes] with less attention to
| |
| |
minute details, and carrying the story through a longer range of years, will paint the progress of the Republic in its palmy days, and narrate the establishment of its externe system of dependencies and its interior combinations for self-government and European conterpoise.
Dit gedeelte van des Schrijvers werk is oneindig moeijelijker: voor 't afgehandelde tijdperk is veel gedaan, van alle zijden is 't opgehelderd, en zijn er oorkonden en bronnen bijeengebragt. Met 't geen te behandelen staat, is 't geheel anders; er is, betrekkelijk, zeer weinig voor gewerkt. 't Inwendig raderwerk der regering van de oude Republiek, zoo zamengesteld, en zoo verschillend gewijzigd hier en ginds, is nergens volledig en in zijnen zamenhang beschreven. Onder de nog levenden, hebben maar weinigen er eenige heugenis van. En de studie hier te lande? Zij zou omtrent de regeringsvorm en staatsgesteldheid van Oud-Rome of Athene voldoende inlichtingen kunnen geven, maar omtrent die van de Republiek der Vereenigde Nederlanden 't stilzwijgen moeten bewaren.
Een boek als dit, verdient, vooral bij ons, een breedvoerig en oordeelkundig verslag: doch dit kan alleen 't werk wezen van een langdurig en gezet onderzoek, niet van 't oogenblik. Eene voorloopige aankondiging echter in de ‘Vaderlandsche Letteroefeningen’ scheen gepast.
't Geen mij bij dit werk van mothley voor den geest kwam, is dit. Wij bezitten in die der voormalige Republiek der Vereenigde Nederlanden, eene grootsche en rijke geschiedenis, vol leven en handeling, overvloedig in leering en toepassing ook voor dezen tijd, zelfs voor 't oogenblik. Wij hebben onder ons uitmuntende Geschiedenis-onderzoekers, zoo scherpzinnig als geleerd; waarom hebben we geen Historieschrijvers in de hoogere beteekenis van 't woord? Waarom zelfs geen bruikbaar Handboek, geene Vaderlandsche Historie voor den beschaafden man, niet voor kinderen, in een edelen en bezielden stijl, op de hoogte van de tegenwoordige wetenschap en behoeften, verheven boven de oude partijschappen, vooral geene pleitrede voor deze of gene eenzijdige Staatkundige of Kerkelijke rigting onzer tijdgenooten?
n..... |
|