Bungener toont ons den zaai- en oogsttijd. Wij zien de zaaijers, de een na den ander, van het veld aftreden. Voltaire sterft; hij, die de geschiedenis van het voorledene had bespot, en gehoopt had het Christendom te zullen begraven. Rousseau valt, zoo men meent, door eigen hand; hij, die zijn masker voor zijn waar gelaat hield, de dwerg op stelten, die lessen over de opvoeding gaf, en zijne eigen kinderen te vondeling legde. Hem komt de schande toe van de vader te zijn van al de dwaasheid en boosheid, door welke de omwenteling zich onderscheiden heeft. Danton en robespierre waren de kinderen van zijnen geest. Hij heeft meer kwaad gesticht dan de spotter van Ferney. De mannen der Encyclopédie waren meest allen reeds gestorven toen de oogst der achttiende eeuw onder een bloed-regen werd binnengehaald; maar hunne kweekelingen voltooiden wat zij begonnen hadden. Deze begeerden een tempel te stichten die hunne namen zou vereeuwigen, maar toen die tempel onder dak was, hebben zij de ontucht gemaakt tot godesse der rede, de guillottine tot altaar, den beul tot priester, en de onschuld tot slagtoffer.
Bungener's werk gelijkt naar eene tentoonstelling van schilderijen; wij vinden er tafereelen uit de tijden van 1778 tot aan den val van het schrikbewind. De schilder stelt elken bezoeker in staat om de personen te beoordeelen, die de omwenteling begeerden of vreesden, bewerkten of bestreden. En aan het einde der beeldengalerij is men overtuigd, dat zwakheid, onbedachtzaamheid, ligtzinnigheid, nietigheid en ellende geheerscht hebben, waar men vroeger kracht, overleg, ernst, deugd, grootheid en de bron van volksgeluk meende te aanschouwen.
Inderdaad, wij zien hier in al de kleur der waarheid de geschiedenis van den mensch zonder God, hoewel toch niet buiten God. Dat laatste heeft de Schrijver uitmuntend doen uitkomen in het karakter, de vorming en ontwikkeling van juliën. Dit gedachtenbeeld loopt door de gansche geschiedenis als een lichtstraal van het Godsbestuur. Hij is voorgesteld tot een type, hoe het Christendom, geworpen in den chaos der twijfeling en des ongeloofs, zich daaruit weet te redden en te handhaven, zoodat het eindigt met nieuwe triomfen te behalen.
Bij al die schitterende groepen, spijt het ons, dat bungener