Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

De Kunstkronijk. Uitgegeven ter aanmoediging en bevordering der Schoone Kunsten. Achttiende Jaargang. Aflev. 1-14. Te Leiden, bij A.W. Sijthoff, Directeur der Houtgraveerschool. 24 Afl., tekst en steendrukplaten. f 10-:

Reeds te lang heeft Referent verzuimd zich te kwijten van een pligt, die hem toch elke maand werd herinnerd bij de ontvangst van eene nieuwe Aflevering der ‘Kunstkronijk’. Die pligt was: de aandacht van de lezers onzer Letteroefeningen, en van geheel het publiek, te vestigen op het nieuwe en verjongde leven, hetwelk de Kunstkronijk met haren achttienden Jaargang, en door de verandering van Redactie en Uitgever, is ingetreden. De Kunstkronijk, wij kunnen het niet ontkennen, was allengs uit het tijdperk van leven en emulatie, hetwelk hare eerste Jaargangen kenmerkte, in zekeren deun vervallen, die nadeelig werkte op het litterair zoo wel als op het artistiek gedeelte, terwijl bovendien door het wijden van een geheelen Jaargang aan het Rotterdamsche Muziekfeest in 1854, en van een groot gedeelte van den volgenden aan de Wereldtentoonstelling te Parijs, het oorspronkelijk doel en het eigenaardig terrein van het werk te veel uit het oog werd verloren.

De Heer t. van westrheene, w.z. als Redacteur, en de Heer a.w. sijthoff, te Leiden, als Uitgever, stelden zich bij hun optreden als zoodanig, blijkens hun programma, voor: de Kunstkronijk terug te voeren tot hetgeen zij altijd moet blijven, wil zij hare geschiedenis en haar doel niet verloochenen - het orgaan te zijn van de kunst in Nederland; de uitdrukking van hetgeen zij beoogt en in het leven roept; het middel om den kunstzin en de kunstkennis bij het publiek te leiden en te ontwikkelen. De Maatschappij Arti et Amicitiae te

[p. 626]

Amsterdam, maakte ook van hare zijde de Kunstkronijk tot haar orgaan, en het nationale element werd vooral op den voorgrond gesteld.

De tot hiertoe verschenen Afleveringen der Kunstkronijk getuigen dat het der Redactie en den Uitgever ernst is met het nakomen van hun programma. Reeds het uiterlijk van het werk heeft gewonnen aan sierlijkheid en degelijkheid; papier en druk zijn zeer goed. De lithographiën, die in de laatste jaren schier deden wanhopen of deze tak der kunst in Nederland ooit tot eenige ontwikkeling zou komen, zijn vooral aanmerkelijk verbeterd. Wel zijn alle de platen nog niet even gelukkig, en blijft er veel te doen over; maar wij meenen toch gerust te mogen verzekeren dat men den goeden weg heeft ingeslagen. Men ziet het, er is streven naar naauwkeurigheid, naar kracht, zuiverheid en effect in de lithographiën. Vooral bij die naar de oude meesters, uit de keurige verzameling van den Baron steengracht van oosterland, ontmoeten wij reeds enkele platen, die getuigen wat men door naauwlettende zorg en zamenwerking van verschillende krachten kan tot stand brengen. De lithographiën naar dujardin, metzu, de vois, ruysdael en brouwer kunnen reeds eene vergelijking met de lithographische pers in het buitenland doorstaan. Het is hier eene quaestie van tijd en geld, en wij twijfelen geen oogenblik, of, bij de beginselen welke thans aan de uitgave der Kunstkronijk ten grondslag zijn gelegd, zal eene uitbreiding van het debiet, eene meer en meer algemeene deelneming eerlang tot resultaten leiden, die wij ten opzigte van de lithographie in Nederland tot vóór eenigen tijd niet durfden verwachten. Ook de platen naar of door hedendaagsche meesters, bewijzen dat het den Heer mieling ernst is met den vooruitgang en de verbetering zijner lithographische voortbrengselen.

De tekst heeft mede eene eenigzins andere rigting aangenomen. De bezoeken in ateliers; het binnen- en buitenlandsche kunstnieuws, en de korte artikelen aan de omschrijving der platen gewijd, zijn geheel in den geest van het oorspronkelijk doel der Kunstkronijk. Voor het overige dragen de hoofdartikelen het kenmerk van een gelukkig streven, om het publiek in een aangenamen en boeijenden vorm bekend te maken met het leven en de werkzaamheid van vroegere en latere

[p. 627]

kunstenaars, en met de eerste beginselen en waarheden welke aan alle kunstbeoefening ten grondslag moeten liggen. De bijdragen van den Redacteur; van den keurigen stilist Dr. l.r. beynen; van elise; de beschouwingen over de Rotterdamsche tentoonstelling; de gedichten van s.j. van den bergh, richard en dorbeck, bieden eene rijke afwisseling aan.

Wanneer wij bedenken dat de Kunstkronijk aan hare inteekenaars, nevens het bovengenoemde, nog een lot aanbiedt in eene verloting van kunstwerken, die ditmaal zijn gekozen met een hoogst gelukkigen smaak, en zuiver begrip van goede kunst, dan kunnen wij het schier overbodig rekenen hier een woord bij te voegen om tot ondersteuning en deelneming op te wekken. Wij volstaan met onze lezers aan te sporen, om kennis te maken met het vernieuwde leven der Kunstkronijk: dat doende zullen zij van zelf gedrongen worden tot ondersteuning van deze nationale onderneming, op welke wij ons voorstellen nader terug te komen.