Één uit velen. Een Verhaal uit het Volksleven. Door F.M. Dikema. Te Groningen, bij J.B. Wolters. 1856. In gr. 8vo. 24 bl. f :-30.
Slaat de titel op de strekking of op de fabel van dit rijmstukje? Beschouwt de Heer dikema zijn vers als eene der vele pogingen om het Afschaffings-Genootschap te helpen; of wil hij zeggen: dat er vele zulke dirken en mina's worden gevonden als hier worden voorgesteld? In het eerste geval ziet hij juist; maar in het laatste getuigt de titel van de overdrijving van welke de voorstanders zelfs der beste zaken zich niet weten vrij te houden.
Dirk en mina zijn wèlgestelde landlieden, maar worden in een paar jaren tijds geheel verdierlijkte wezens, doordien zij des zondags avonds ‘eenig geestrijk vocht’ laten halen, en dat met vrienden gebruiken, hetgeen hen aan den drank brengt.
Voor een proza-verhaal, in populairen trant, moge die stof geschikt zijn, voor een gedicht is zij mager. De Schrijver geeft dan ook méér, ja, zelfs véél meer dan noodig is. In het eerste gedeelte: de beschrijving van eene huwelijks-in-zegening, zonder eenige handeling of idéé, en die niets ter zake doet, dan dat zij de ontknooping nog onwaarschijnlijker maakt. In het tweede gedeelte: de beschrijving van het gelukkige der eerste huwelijksjaren van een echtpaar dat alle goede eigenschappen in zich vereenigt, godsdienstig, menschlievend, arbeidzaam, opgeruimd, tevreden, gastvrij is; maar twee jaren later in eene ellendige stulp, ligt de man
in de armen van den dood; -
hij is gestorven aan de cholera, maar niemand heeft van zijn lijden gehoord; want
De drankroes boeit zijn vrouw
nog steeds in ijzren (?) banden.
Zij zit neêrgehurkt bij eene doodkist.
Wat of dat kistje houdt?....
het lijkje van haar kind....
Een prooi van nood en koû,
het wicht eens zoo bemind!....