I. Dactylische verzen, namelijk: 1. Afzonderlijke Hexameters. 2. Hexameters met Pentameters verbonden.
II. Zesvoetige Jamben en Epigrammata, en wel: 1. Afzonderlijke Jamben. 2. Fabulae Aesopicae. 3. Epigrammata van martialis.
III. Uitvoerige stukken uit ovidius, catullus, tibullus en virgilius.
Voor I. 1, 2, en II. 1 vindt men eene korte uiteenzetting van den aard der Hexameters, Pentameters en der zesvoetige Jamben.
Prof. cobet heeft den Schrijver geholpen, om den tekst te zuiveren. Hij heeft zich minder op diplomatische trouw in de keus zijner lezingen dan wel op volkomen duidelijkheid toegelegd.
Nu weet de lezer wat hij hier te wachten heeft. Hierop kan hij des verkiezende zijne aanmerkingen maken. Wij willen er nog het volgende van zeggen.
Dat Prof. cobet zich met schoolboeken afgeeft, is eene deugd. De Litteratoren zien wel eens op het onderwijs uit de hoogte neder, en toch is dit hun ambacht, om de zaak nu eens bij haren naam te noemen. Daarom is het uitmuntend, dat de Professoren hierin een beter voorbeeld geven.
Dat Dr. de gelder zich bij de keus der lezingen vooral op duidelijkheid heeft toegelegd, is óók goed; doch dat hij zich weinig om de handschriften bekommerd heeft, is zulks minder; daar nu ligtelijk plaatsen verkeerd in de hersenen der leerlingen blijven hangen, hetgeen naderhand tot verkeerde aanhalingen, enz. aanleiding kan geven.
Het prosodisch gedeelte van dit werkje geeft te veel of te weinig. De Schrijver had, òf de geheele Prosodie maar aan de Grammatica moeten overlaten, òf ook regels voor de quantiteit geven. Nu hebben de leerlingen, om te kunnen scandéren, nog eene andere Prosodie noodig, waarin zij alles nog eens vinden wat hun hier geboden wordt.
Eindelijk is er nog eene aanmerking op den titel. Dr. j.j. de gelder is geen Latijn. Het moest zijn: j.j. de gelder, Lit. Hum. Doct.
Het boekje is goed uitgevoerd, en niet duur, zoodat het in dit opzigt niemand behoeft af te schrikken.