Zedekunde, door Dr. F.J. Domela Nieuwenhuis, Hoogleeraar te Amsterdam. (Volksbibliotheek, No. 48.) Te Amsterdam, bij Weytingh en van der Haart. 1855. In kl. 8vo. 32 bl., bij inteek. f :-22½, buiten inteek. f :-25.
Het verdient goedkeuring en lof, dat de Redactie der Volksbibliotheek, die sedert eenige jaren bij weytingh en van der haart in het licht verschijnt, en eerst in ruim honderd Nommers compleet zal zijn, Godsdienst en Zedekunde mede heeft opgenomen onder de onderwerpen die behandeld moeten worden voor het volk. Reeds hebben wij, betrekkelijk deze rubriek, de Geschiedenis van den Bijbel ontvangen van de hand van Dr. j.j. prins, en thans schenkt Prof. nieuwenhuis ons het opstel over de Zedekunde, dat wij geroepen zijn aan te kondigen. Wij hebben het met belangstelling gelezen, en meenen dat het uitnemend aan zijn oogmerk beantwoordt, en in een kort overzigt alles bevat wat hier vermeld moest worden. Daarbij komt, dat het in eene goede orde, wèl zamenhangend, geschreven is, en, zonder oppervlakkig te zijn, de bevatting van den gewonen lezer niet te boven gaat. Na eene Inleiding, die o.a. den oorsprong der zedekunde vrij uitvoerig opgeeft volgens de geschiedenis, wordt eerst de vraag beantwoord: wat is zedelijk en zedelijkheid? en daarna: waardoor wordt men zedelijk? terwijl verder het zedelijk leven op zich-zelf, in het huisgezin, in den Staat en in de Kerk beschreven wordt. Het geheel is zoodanig, als men van een Hoogleeraar verwachten mogt, die gewoon is het vak der zedekunde met zijne studenten te behandelen. Hier en daar echter zouden wij nog wel eenige meerdere helderheid en juistheid van uitdrukking hebben gewenscht. En jammer is het, dat er nog al eenige drukfouten zijn ingeslopen, gelijk reeds bl. 1, reg. 3: ‘veranderde’, voor: verouderde.
Wij wachten nu nog de Bijbelsche en de Kerkgeschiedenis,