zaamheid en belangstelling te hebben gelezen, duiden wij hem dat in geenen deele ten kwade.
Letten wij op den inhoud, dan hebben wij niets dan lof voor de keuze der onderwerpen, die, zonder alledaagsch te zijn, tot de niet ongewone behooren, met den hoofdinhoud des Evangelies in naauwe betrekking staan, en genoegzame verscheidenheid opleveren. Evangeliesch is de opvatting der Christelijke waarheid, die hier gevonden wordt, getuigenis dragende van grondige kennis en heldere denkwijze. Ernstig is de toon die hier wordt aangeslagen, zonder overspannen te zijn; en blijkbaar is het den Prediker te doen, om zijne hoorders bij hen-zelven te bepalen en tot christus te brengen, of in Hem te doen opwassen. Vooral wordt de praktische zijde des Christendoms op den voorgrond geplaatst, en op de beoefening aangedrongen. Wij vermelden dit met goedkeuring; maar desniettemin: eene of andere leerrede, meer opzettelijk aan de voorstelling en verklaring der waarheid toegewijd, overeenkomstig de behoeften der Gemeente in onze dagen, ware hier, onzes oordeels, niet misplaatst geweest. Ook betreuren wij het, dat hier geene enkele leerrede gevonden wordt ontleend aan het O.T. Het zou echter onbescheiden zijn, om van éénen bundel alles te vergen, en een tiental plaatsen is, bij eenigen voorraad van keuze, spoedig gevuld. De intrede, Col. iii: 4b, ‘christus ons leven’, opent, en het afscheid over Joh. xii: 27, 28a sluit de rij. Voorts treft men hier aan uit de Evangeliën Matth. xiii: 30a, ‘de vermenging van goeden en boozen in de Gemeente’, Matth. xiii: 38a, ‘het veld der Bijbelverspreiding’, Matth. xiii: 45, 46, ‘de gelijkenis van de kostelijke parel’, Luk. xxiv:
13-24, ‘jezus, de reisgezel op onzen levensweg’, en Joh. ix: 35, ‘gelooft gij in den Zone Gods?’ en uit de Apostolische Brieven Rom. vii: 19a, ‘de verijdeling onzer goede voornemens’, 1 Kor. iv: 20, ‘het wezen des Christendoms’, en 1 Joh. v: 4b, ‘het geloof, dat de wereld overwint’. Zonderling, dat niet ééne leerrede eenig grooter gedeelte der Schrift in opzettelijke behandeling neemt. Wij vreezen dat dit over 't algemeen veel te weinig geschiedt.
Ook aan den vorm kunnen wij in meer dan één opzigt onze goedkeuring geven. De plannen zijn doorgaans eenvoudig, soms vernuftig, altijd tot bereiking van het voorgestelde doel gepast, en naar den aard van het onderwerp, dat in behan-