Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPhiloktetes. Treurspel, naar het Grieksch van Sofokles, in metrische Nederduitsche versen overgebracht door Mr. S.J.E. Rau. Te Amsterdam, bij J. de Ruijter. 1855. In 12mo. 72 bl. f :-70.In den ‘Philoctetes’, dien sophocles op zijn vijf-en-tachtigste jaar ten tooneele voerde, had hij niet slechts te wedijveren met aeschylus, maar ook met euripides, die reeds vroeger aan de geschiedenis van philoctetes, door groote veranderingen en ongehoorde uitvindingen, nieuwheid had zoeken te geven, en onder anderen verdicht had, dat de Trojanen een gezantschap aan philoctetes gezonden en hem voor zijne | |
[pagina 439]
| |
hulp de heerschappij aangeboden hadden, terwijl ulysses, als een door zijne landgenooten mishandelde Griek vermomd, hem zocht over te halen om hieraan geen gehoor te geven, maar liever Troje te helpen innemen. Zulk een verdichtsel gaf gelegenheid tot groote redevoeringen voor en tegen, gelijk euripides zoo gaarne in zijne stukken invlecht. Sophocles evenwel heeft zulke hulpmiddelen niet noodig, om zijn stuk belangwekkend te maken. Hij legt alle gewigt op fijne teekening en consequent volhouden der karakters, en wat van zelf uit de eigenschappen van deze volgt, is voor zijn drama voldoende. De psychologische ontwikkeling evenwel, die hieruit voortvloeit, leidt tot eene geheel andere uitkomst, dan in de behandelde mythe voorkwam, en sophocles is, om dezen strijd tusschen zijne kunst en de mythe op te lossen, genoodzaakt geworden, zich van een hulpmiddel te bedienen, dat hij anders verwerpt, en dat ook eigenlijk ten bewijze strekt, dat de Dichter zich, gelijk men zegt, heeft vastgepraat. Op het einde van het stuk bezigt hij den zoogenaamden deus ex machina, om den onoplosbaar geworden knoop door te hakken. Sophocles toch neemt aan, dat ulysses zich, om philoctetes of zijne wapens naar Troje te brengen, met achilles' zoon, den jongen neoptolemus verbonden heeft, en verkrijgt daardoor gelegenheid om van den beginne af eene zeer belangwekkende tegenstrijdigheid van karakter tusschen de verbonden helden te schilderen. Ulysses rekent op de eerzucht van neoptolemus, die, volgens het besluit des noodlots, Troje met de wapens van philoctetes moet innnemen, en neoptolemus laat zich werkelijk bewegen, om philoctetes te misleiden, en zich als tegen de Troje belegerende Grieken verbitterd voor te doen. Nu hij evenwel op het punt is om philoctetes, onder den schijn van hem naar huis te brengen, in de legerplaats der Grieken te voeren, wordt neoptolemus door de opregte hartelijkheid van philoctetes en zijne onbeschrijfelijke ellende diep getroffen, en komt daardoor in een geweldigen tweestrijd tusschen zijne eerzucht en zijn gevoel van eer. Nadat philoctetes hem den boog te bewaren gegeven heeft, bekent hij ronduit zijn plan, om philoctetes niet naar huis, maar naar de Grieksche legerplaats voor Troje te brengen, doch volhardt nog, al is het met tegenzin, bij zijn voornemen; maar ziende, in welk eene wanhoop philoctetes | |
[pagina 440]
| |
daardoor gestort wordt, kan neoptolemus zijne betere natuur niet langer bedwingen, komt in hevigen strijd met ulysses, verklaart geen misbruik van het vertrouwen van philoctetes te willen maken, geeft hem den boog terug, en, daar philoctetes zich niet laat overreden, om goedschiks mede naar de Grieksche legerplaats te gaan, is hij op het punt om hem, gelijk hij beloofd had, naar huis terug te brengen. Op eens echter verschijnt nu hercules in de wolken, verkondigt de besluiten van het noodlot, en doet daardoor philoctetes en neoptolemus van plan veranderen. Het stuk van sophocles is dus zeer eenvoudig en geheel op de onderlinge verhouding van drie karakters gegrond, zoodat het ook eigenlijk slechts uit twee bedrijven bestaat, die door een lied van de rei, in de voor ons liggende vertaling op bl. 33 voorkomende, vaneen gescheiden worden. In de consequente ontwikkeling en diepe beschouwing der karakters is het evenwel een der allerkunstigste en meest uitgewerkte stukken van sophocles. De verschijning van hercules is wel is waar er aan toegevoegd, om den loop der gebeurtenissen met de bekende mythe te doen overeenkomen, maar de eigenlijke knoop en zijne oplossing liggen in den tweestrijd van neoptolemus en zijne terugkeering tot zijne wezenlijke beginselen, en deze knoop en oplossing zijn, geheel in den geest van sophocles, door de karakters en den loop der handeling, niet door den deus ex machina te weeg gebragt. Dit is de korte inhoud van het stuk. Men kan er uit opmaken, of het ook eene vertaling verdiende. Of evenwel de hier gegeven vertaling in alle opzigten aanprijzing verdient, is eene andere vraag. Ons oordeel daarover is het volgende. Om een werk goed te beoordeelen, dient men te weten welk doel de Schrijver zich voorstelt. Dit doel geeft de Heer rau in zijn Voorberigt aldus op: dat hij geenszins een philologisch werk wilde leveren, maar onze landgenooten met dit meesterstuk van sophocles wilde bekend maken; dat hij zich daarom aan den tekst der als de beste erkende uitgave gehouden heeft, en in den vorm zoo veel mogelijk het oorspronkelijke heeft nagevolgd. Wij moeten dus hier geene eigenlijke philologie verwachten, die trouwens in een werk als dit wel niet misplaatst zou zijn, doch ook geenszins vereischt werd. Ook hier is het moderne beginsel van de verdeeling van den arbeid goed | |
[pagina 441]
| |
te keuren. Wanneer sommigen den tekst der oude Schrijvers zoeken vast te stellen, en anderen hun arbeid door vertalingen zoeken te populariseren, verrigten beide een goed werk, en het ware even verkeerd tot de philologen verwijten te rigten, wanneer zij bij hunne uitgaven geene vertalingen voegen, als de Vertalers te berispen, omdat zij geene philologische bijdragen leveren. Alles wat men van eenen Vertaler mag vorderen is dit, dat hij een als goed erkenden tekst volge, en dat hij die goed vertale. Dit nu heeft de Heer rau over het geheel gedaan. Wij hebben zijne vertaling grootendeels met genoegen gelezen. Eenige aanmerkingen evenwel, zoo op den stijl van de vertaling als op de opvatting van den zin van het oorspronkelijke, mogen hier volgen. vs. 16-19.
- een grot met dubblen ingang -
zoodanig, dat ze in 't zonlicht tweemaal rust verleent,
bij winterdagen, en van d'een tot d'andren mond
des hols gevaren, 't zomerkoeltje er slaap verwekt.
Dit is onduidelijk. De zin is: en 't zomerkoeltje van d' een tot d' andren mond des hols gevaren, er slaap verwekt. Dergelijke constructie vindt men hier meer. De Schrijver heeft zich, namelijk, soms veroorloofd de volgorde der woorden zóó te wijzigen, dat daardoor wel de maat der verzen uitkomt, maar de zin duister wordt. Dit is eene fout. Onze taal toch is veel meer aan de volgorde der woorden gebonden dan de Grieksche, omdat wij de hulp missen, die de uitgangen in het Grieksch verleenen. vs. 58.
maar zeg, gy huiswaarts zeilt,
Hier is het voegwoord dat uitgelaten. Dit geschiedt in deze vertaling meer. Het is evenwel niet goed te keuren. vs. 62.
Achilles' wapenrusting u niet volgen deên;
De hier voorkomende beteekenis van volgen is on-Hollandsch. Zij zou te verdedigen zijn, indien neoptolemus op reis ware gegaan, en verzocht had dat men hem die wapenrusting zou nazenden. Van zoo iets is hier evenwel geen spraak, want hij verhaalt dat hij, eerst toen men hem die wapenrusting geweigerd had, is op reis gegaan. vs. 133.
de looze Hermes.
In het gebruik der eigennamen blijft de Vertaler zich niet gelijk. Hij bezigt de Grieksche, niet de Latijnsche, wijze van | |
[pagina 442]
| |
de eigennamen te schrijven, en spreekt toch weder van herkules en ulysses, niet van herakles en odysseus. Dit is inconsequent en daarom af te keurenGa naar voetnoot(*). vs. 159.
waar ging hy van hier.
waar moet hier zoo veel beteekenen als werwaarts of waarheen. Dit is onnaauwkeurig. vs. 174.
zwakte des stervelings.
De bedoeling van sophocles is hier minder de zwakheid, dan wel de moeite, die het menschelijk leven aankleeft, te kennen te geven. De zin is ongeveer deze: wat moeten de stervelingen niet al bedenken om door het leven heen te worstelen! vs. 208, 209.
- wiens stem 't herderlijk riet
niet slacht des hoeders in 't veld.
Dit begreep ik niet vóór dat ik het Grieksch had nageslagen. De vreemde beteekenis van slacht maakt hier den zin onduidelijk. vs. 290, 291.
- maar den steen verbrijz'lend op de rots,
met moeite, ontstak ik 't licht.
Ook hier moest ik eerst het oorspronkelijke raadplegen, vóór dat ik de vertaling begreep. De bedoeling is eenvoudig, dat philoctetes vuur maakte door twee steenen tegen elkander te slaan. vs. 332.
of ik hem betreuren zal.
Hier moest ik weg, of dat moest voor ik worden ingevoegd. Dan zou de maat evenwel niet uitkomen. vs. 407.
dat kroost van Sisyfus, dat eens Laërtes kocht.
Dit wordt door de noot nog niet duidelijk. De overlevering is deze: dat de moeder van ulysses, toen laërtes haar, naar de gewoonte dier tijden, voor een grooten bruidschat kocht, reeds bij sisyfus zwanger was, en dat aldus ulysses de zoon van laërtes heette, maar eigenlijk sisyfus tot vader had. vs. 457.
den voorwind.
Om te kunnen afzeilen moest hij een achterwind hebben, want als het schip vóór den wind loopt, dan is de wind achter het schip. | |
[pagina 443]
| |
vs. 507.
denzelfd'.
Deze soort van apostrof kan ik niet goedkeuren. Waarom niet geschreven: denzelfden als ge in 't spreken zijt - ? vs. 601.
versprak.
Dit is een Germanismus voor beloofde. vs. 615, 616.
- mij van 't schip
gevoerd te toonen -
Volgens 't oorspronkelijke moet van 't schip met te toonen verbonden worden. Gevoerd komt er dan echter geheel verkeerd tusschen in. vs. 694.
ontmoet.
Dit deelwoord wordt hier in den zin van ontmoet hebbende genomen. Dit is geen Hollandsch. vs. 869.
Dit echter te ondervinden staat my thands bereid.
Wat? Volgens 't oorspronkelijke zegt neoptolemus, dat hij in verlegenheid is, en niet weet wat hij zeggen zal. Philoctetes wil hem dit uit het hoofd brengen. Hij antwoordt: ik ben er reeds in. vs. 907.
u, mijne getuigen, die 't gewoon zijt hier te zijn.
Volgens de vertaling waren die klippen, enz. gewoon op Lemnos te zijn. Dit is zeker geen wonder, doch in 't oorspronkelijke staat dat zij gewoon waren: de klagten van philoktetes aan te hooren. vs. 974.
hoe ondergingt gy.
Dit moet beteekenen: hoe hebt gij mij bedrogen. Het Grieksch moet hier weder ter verklaring van het Hollandsch dienen. vs. 997.
die stierf wat u betreft.
In 't oorspronkelijke staat: die voor u reeds lang dood ben. vs. 1081, 1082.
den afschuwlijken
d'onzaalgen vloek.
Is de apostrof van d' voor den op zich-zelve af te keuren, zij is het zeker vooral, wanneer den er vlak voorgaat, gelijk hier het geval is. vs. 1110, 1111.
mijn' hand ontbreekt
de eerd're macht, mijner schichten worp:
Dit moet beteekenen: mijne hand is verstoken van mijne schichten, waarmede zij vroeger veel vermogt. | |
[pagina 444]
| |
vs. 1188.
met schande en 't onrecht -
Waarom niet: met schande en onrecht? Het lidwoord voor onrecht is hier niet te verdedigen. vs. 1205.
'k vrees uw schrikken niet.
Voor schrikken ware dreigen beter. vs. 1355.
't heeft, genoeg vermeld, mijn smart gewekt.
Vermeld staat in 't oorspronkelijke niet. 't Is een stoplap.
Deze aanmerkingen heb ik onder 't lezen gemaakt. De lezers dezer beoordeeling mogen beslissen, of zij gezocht zijn, of niet. Zij zouden met eene menigte anderen kunnen vermeerderd worden. Ik wil evenwel geenszins ontveinzen, dat eene vertaling als deze hare eigenaardige bezwaren heeft. Waarom echter dezen vorm gekozen? Ook zoo als de vertaling nu voor ons ligt, strekt zij ten waarborg, dat de Heer rau eene uitmuntende vertaling in goed proza had kunnen leveren. d. burger, jr. |
|