haren minnaar. Orestes pleegt dit schrikkelijke feit op bevel van apollo, doch, hoezeer hij dus zelf eigenlijk zonder schuld is, wordt hij door de wraakgodinnen beangstigd, en is zelf onthutst over de verschrikkelijke daad door hem op Goddelijk bevel volbragt.
In het derde stuk: ‘de Wraakgodinnen’ getiteld, wordt orestes door deze godinnen vervolgd, tot dat hij door apollo en minerva wordt gered, daar zij hem naar Athene brengen, hem door den Areopaag doen vonnissen, en hem, dewijl de stemmen der regters staken, door den stemsteen van minerva, die in zijn voordeel is, doen vrijspreken. Het doel van dit stuk is vooral het verheerlijken en handhaven van de regtbank van den Arcopagus, die door hare strenge regtvaardigheid in geheel Griekenland beroemd was.
Het satyrische stuk, dat hierbij behoorde, ‘Proteus’ getiteld, is verloren. Denkelijk werd daarin menelaus bespot, die in Egypte, bij den zeegod proteus, zijnen tijd verkwistte, en dus te laat kwam om zijnen broeder te helpen of te wreken.
Deze trilogie is in hare soort niet minder belangrijk dan de Ilias en de Odyssea. Jammer maar, dat de stukken in zulk een bedorven toestand tot ons zijn gekomen. De moeijelijkheid van aeschylus, die vooral naar verhevenheid streefde, is denkelijk de oorzaak van de menigte fouten, door afschrijvers, die hem niet begrepen, in de handschriften gemaakt. Daarom is het te meer te prijzen, dat de letterkundigen hunnen arbeid besteden om deze trilogie te zuiveren en zoo veel mogelijk te herstellen. Reeds heeft Prof. karsten den ‘Agamemnon’ behandeld, nu is het tweede stuk door Dr. de jongh uitgegeven; wij hopen dat ook het derde onder ons eenen behandelaar zal vinden.
Het strijdt tegen den aard van dit Tijdschrift in uitvoerige letterkundige napluizingen te vervallen. Zoo iets behoort in de ‘Mnemosyne’ of in de ‘Miscellanea’ te huis. Hier zij het genoeg op het belangrijke dezer uitgave te verwijzen, die in allen gevalle de deelnemende studie onzer litteratoren ten volle verdient, en waarin zij zonder twijfel veel goeds en waars zullen vinden, al is het ook, dat hier en daar aanmerkingen te maken zijn, en vooral door de Leidsche school dit boek, dat van Utrecht uitging, wel met een kritischen blik zal onderzocht worden.