| |
François Valentijn's Oud- en Nieuw-Oost-Indiën, met Aanteekeningen, volledige Inhoudsregisters, chronologische Lijsten, enz., uit te geven door Mr. S. Keijzer, Doctor in de Letteren en Regten, Leeraar in de Taal, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch Indië aan de Koninklijke Akademie te Delft. Aflev. 1-5. Te 's Gravenhage, bij H.C. Susan, C.H.z. 1855. In roijaal 8vo., van bl. 1-480. Elke Aflev., bij inteek., f :-90; buiten inteek. f 1-:
Reeds meermalen is, sedert een twintigtal jaren, het ontwerp opgevat om het groote werk van valentijn op nieuw
| |
| |
uit te geven. Men heeft echter dat voornemen niet volvoerd, wegens gebrek aan genoegzame belangstelling bij het publiek, of omdat de onderneming door deskundigen werd ontraden. Wij herinneren ons zelfs hoe, nog naauwelijks twee jaren geleden, een geletterd uitgever zich van dat voornemen heeft laten terugbrengen, dewijl het werk, zoo als het was, waarschijnlijk aan de lezers niet voldoen zou, en om op de hoogte van den tijd gebragt te worden, eene geheele omwerking zoude behoeven. Hiermede stemt overeen hetgeen men leest in lauts' Geschiedenis der Nederlanders in Indië (D. II, bl. 269): ‘Over Amboina en over de Molukken, alsmede over Java, is hij (valentijn) het uitvoerigst, en behoort nog steeds geraadpleegd te worden, alzoo al zijne berigten deswege op eigen onderzoek steunen, ofschoon het niet te ontkennen valt, dat hij hier en daar al te wijdloopig is en wel eens van de geregelde orde in de behandeling van zijn onderwerp afwijkt. Over Sumatra, Malakka en de West van Indië, welke deelen hem persoonlijk onbekend zijn gebleven, verdient hij niet altijd evenveel vertrouwen, of is hij wel eens oppervlakkig, bij gebrek aan bekwame leidslieden.’ - Wij vereenigen ons geheel met dit oordeel, en zouden derhalve met eene nieuwe uitgave van valentijn, zoo als die is, geenszins zijn ingenomen.
Thans hebben wij vijf Afleveringen eener nieuwe uitgave voor ons, doch zonder het minste Voorberigt of Inleiding, geschikt om het standpunt te doen kennen, van waar Mr. s. keijzer, bij de uitgave, bewerking of hoe men het noemen wil, kan zijn uitgegaan. Is er in der tijd een Prospectus van verschenen? Wij herinneren ons dat niet; maar wel weten wij van het voornemen tot eene nieuwe uitgave in de couranten, te hebben gelezen. Op het schutblad van de eerste drie Afleveringen ontmoeten wij een berigt van den Heer susan, dat met de daarachter volgende ‘Voorwaarden van inteekening’ een geheel uitmaakt. Uit dat berigt verneemt men dat ‘eene nieuwe en naar de eischen van onzen tijd ingerigte uitgave van valentijn’ zal worden ter perse gelegd, ‘daar de uitgave in folio door hare uitgebreidheid niet alleen moeijelijk te behandelen, maar zelfs zeer schaars te bekomen en daardoor hoog in prijs is’. Wij bekennen dat deze woorden voor ons geene voldoende opheldering bevatten. Moet de uitdrukking: naar de eischen van onzen tijd, te kennen
| |
| |
geven dat het hier ingekort, dáár uitgebreid, elders wederom zal worden omgewerkt, of moet ze, in verband met het volgende, enkel beteekenen dat men in plaats van een foliant een groot-octavo boekdeel zal bekomen? Wij blijven deswege in het duister. - Welk licht kunnen wij dan uit de voorwaarden van inteekening putten? Hier wordt geen gewag gemaakt van platen of kaarten; derhalve heeft de lezer die niet te wachten. De platen, velerlei gebeurtenissen voorstellende, kan men gewis wel missen. Er zijn er echter, zoo als het beleg van het kasteel van Batavia en dergelijke, die aan menig lezer aangenaam zouden wezen, en de beeldtenissen van de Gouverneurs-Generaal zullen gewis door de meeste lezers ongaarne gemist worden. De kaarten in valentijn zijn zeker niet op de hoogte van dezen tijd, en daaromtrent moet de lezer van den verjongden valentijn zijne toevlugt nemen tot andere, zoo als tot den Atlas onlangs door den Heer pijnappel uitgegeven. (Zie deswege de Vaderl. Letteroefeningen, 1856, No. V, bl. 224.)
Uit de voorwaarden van inteekening verneemt men dat het werk in twee gedeelten zal worden uitgegeven: het eerste in 16 à 20 Afleveringen, ieder van 6 vel druks; het tweede in 12 à 15 gelijke Afleveringen. Ten aanzien van het tweede gedeelte echter wordt er de voorwaarde bijgevoegd: ‘bij genoegzame deelneming’. Dit zal, verbeelden wij ons, moeten beteekenen dat bij niet genoegzame deelneming de inteekenaars slechts het eerste gedeelte zullen ontvangen. Deze omstandigheid maakt het van te meer belang om te weten: wat in het eerste gedeelte zal worden opgenomen? - Het is ook uit dien hoofde te bejammeren, dat de Bewerker of Uitgever geene Voorrede of Inleiding bij de eerste Aflevering heeft gevoegd.
Wat aangaat de ‘vertaling van macaulay’ en de ‘bewerking van hildreth’, waarop de Heer susan wijst als den Heer Mr. s. keyzer aanbevelende, hierin stemmen wij gaarne toe. Het laatste werk vooral toont dat k. niet slaafs vertaalt, maar bij het overbrengen in onze taal ook andere bronnen raadpleegt. Wij willen derhalve wel gelooven dat, ingevalle het alhier geldt eene gedeeltelijke inkorting, en gedeeltelijke omwerking van valentijn, wij op het oordeel van den Heer k. kunnen vertrouwen; maar, bij de aanvankelijke uitgave van den arbeid verlangt men bekend te worden gemaakt met het
| |
| |
standpunt waarop de bewerker zich heeft geplaatst, en of hij, door eene omvattende kennis der bronnen, op de hoogte is om een deugdelijken arbeid te leveren. Dit ontbreekt als nog geheel, en het helpt weinig of op het schutblad der eerste Afleveringen te lezen staat dat het ‘Voorwoord bij het einde van het Eerste Deel’ zal verschijnen. Wij weten zelfs niet hoe veel Afleveringen dat Eerste Deel zullen uitmaken, en het is niet waarschijnlijk dat met de tegenwoordige vijf Afleveringen het geheele Eerste Deel voor ons ligt.
Van het Eerste Boek van v. ontvangt de lezer weinig meer dan eene inhouds-opgave, omdat, zoo lezen wij in eene noot, ‘hij die iets van die onderwerpen wil leeren kennen, nieuwere werken zal moeten bij der hand nemen’. Deze noot heeft men derhalve aan den Heer k. te danken. Is dat met al de noten het geval? - Wij gelooven ja. Overigens zij hier in het voorbijgaan gezegd, dat niet al de noten ons voorkomen juist of van pas te wezen.
Behelst het Eerste Boek eene Inleiding, waarin valentijn, op het voetspoor van onderscheidene Schrijvers uit de tweede helft der zeventiende eeuw, zeer breedsprakig is om te handelen over de scheepstogten der Ouden, en over hunne kennis aan scheepvaart en handel; - het Tweede Boek vangt aan met de togten der Portugezen naar het Oosten. De togten der Europeërs naar het Noorden, om langs dien kant een doortogt naar het Oosten te vinden, komen ter sprake, waarop de vaart der Franschen, der Denen en der Spanjaarden naar Indië worden behandeld, en een aanvang gemaakt met de eerste reizen der Nederlanders.
Wanneer wij vergelijken hetgeen in deze vijf Afleveringen wordt aangeboden, met dat wat door v. zelven wordt geleverd, en wij leggen de woorden: naar de eischen van onzen tijd, op onze wijze uit, dan vinden wij ons teleurgesteld in het derde Hoofdstuk van het Derde Boek. Daar worden de retourvloten opgegeven, met de opperbevelhebbers of commandeurs, het getal der schepen en den inkoopsprijs sedert 1614, met welk jaar meer orde in het administratief beheer der O.I. Maatschappij valt op te merken. In de nieuwe uitgave loopt het, even als bij v., tot 1722 en niet verder. Voor den Heer k. bood zich eene schoone gelegenheid aan tot aanvulling dier opgave tot aan het einde van het bestaan der O.I.C. Wij verbeelden
| |
| |
ons dat het niet zeer moeijelijk zou zijn geweest die bijzonderheden te vinden; wij zijn er bovendien zeker van, dat k. aan zijne lezers dienst zou hebben gedaan, en dat zulks tot aanbeveling van de nieuwe uitgave van ‘Oud- en Nieuw-Oost-Indiën’ zou hebben gestrekt.
Daarentegen keuren wij zeer goed het weglaten van het vierde Hoofdstuk van het Derde Boek, waarin door v. zeer uitvoerig wordt opgegeven: hoe groot het aandeel is van ieder der Kamers in de Retouren onder het derde Hoofdstuk vermeld. Dat gedeelte beslaat bij v. van folio 214-298. Het komt ons nogtans voor, dat de lezer op duidelijker wijze met den inhoud van dat vierde Hoofdstuk behoorde te worden bekend gemaakt, dan te dezer plaatse is geschied. ‘De retourvloten met de namen der schepen, zeevoogden, en haar inkoop in 't breede tot 't jaar 1722 inkluis’ komt ons wat te schraal voor.
Het vijfde Hoofdstuk (Derde Boek) heeft in de nieuwe uitgave slechts drie bladzijden, zoo dat aldaar de namen der bewindhebberen van de verschillende Kameren, en de namen der advokaten van de O.I.C. zijn weggelaten; bij valentijn folio 298-316. Niet alleen had, onzes inziens, die naamlijst moeten behouden worden, maar de Heer k. zou zich verdienstelijk hebben gemaakt met haar aan te vullen ten einde toe. Daaruit zou gebleken zijn of het waar is dat in de achttiende eeuw de bewindhebbers al dan niet mannen zijn geweest waardig om te staan aan het hoofd eener belangrijke inrigting, welke zoo grooten invloed heeft gehad op de lotgevallen van Nederland.
De beschrijving der Molukken vangt aan in de tweede Aflevering op bl. 133; bij v. opent die ‘Beschrijving’ het Tweede Stuk van het Eerste Deel. Van hier af volgt de Heer k. geregeld valentijn's arbeid over dat belangrijk gedeelte van Nederlandsch Indië. Het is bekend dat v. tweemaal Predikant te Ambon is geweest, en hij dienvolgens, ondersteund door zijne groote werkzaamheid, beter dan een ander is in staat geweest, zijne berigten uit de meest zuivere bronnen te putten. - Bij het einde van de vijfde Aflevering zijn wij nog steeds in de Molukken, en gevorderd tot het jaar 1655; bij valentijn zijn wij gekomen tot op folio 316 van het Tweede Stuk van het Eerste Deel.
Over het geheel is de correctie goed, terwijl het papier helder en de letter zuiver is. Wij gelooven gaarne de verzekering
| |
| |
van den Heer susan, dat er tweemaal zoo veel op ééne bladzijde staat, als op twee gewone groot-octavo bladzijden. In weerwil van onze aanmerkingen, wenschen wij het getal inteekenaars groot genoeg om den Heer susan met de uitgave te doen voortgaan. Wij hopen echter dat Mr. s. keijzer bij de eerstvolgende Aflevering aan de inteekenaren behoorlijke inlichting zal geven omtrent de wijze waarop hij de nieuwe uitgave van valentijn verder zal bezorgen. |
|