verbinding, waarvan deze is Fe2O3, en, eindelijk, de verbinding Fe3O4, welke verbinding de S. ‘eene geringe oxydatie’ van het ijzer noemt. Het ware beter geweest, hier de procentische zamenstelling van den magneetsteen (Fe3O4) mede te deelen. Nóg eene aanmerking vordert het gebruik van het woord ‘oxydatie’. De Heer van hall had hier slechts te spreken van ijzer en zuurstof; nu weet de lezer uit dezen zin niet op te maken, welke de zamenstellende bestanddeelen van den magneetsteen zijn, daar hij met het woord ‘oxydatie’ onbekend is. Maar wij hebben op dezen zin nog verscheidene aanmerkingen. De S. zegt, namelijk: ‘Onder de zwarte ijzer-ertsen, vindt men stukken die de eigenschap bezitten, om het ijzer aan te trekken’. Daaruit volgt dus, dat de zoogenaamde magneetsteenen allen zwart van kleur zijn; maar dat is volstrekt het geval niet. De waarheid is, dat alle ijzererts van de zamenstelling Fe3O4 (of tot deze naderende) de eigenschap heeft van ijzer te kunnen aantrekken; men vindt dus geene ‘stukken onder de zwarte ijzer-ertsen’ (magneetsteenen) die de genoemde eigenschap bezitten, maar allen hebben die eigenschap.
De lezer wordt alzoo door het lezen van deze eerste phrase niets wijzer, maar, integendeel, beneveld door des S. duisterheid bij de mededeeling van hoogst eenvoudige daadzaken. Wat kan daar anders de reden van zijn, dan dat de Schrijver zelf met die eenvoudige daadzaken onbekend is? Dit was trouwens ook het oordeel van den Schrijver zelven. Want, nadat hij de eerste phrase had gesteld, nam hij dadelijk de Éléments de Physique expérimentale van pouillet naast zich, en vertaalde: ‘In het algemeen noemt men ze natuurlijke magneten, vroeger magneetsteenen of zeilsteenen, omdat zij een steenachtig voorkomen hebben, terwijl hunne aantrekkende eigenschap met den naam van Magnetismus bestempeld wordt.’ - Pouillet zegt: ‘Ces substances, quelle que soit leur forme ou leur composition, s'appellent des aimants naturels, autrefois on les appelait pierres d'aimant, parcequ'en effet elles offrent dans leur structure une apparence pierreuse plutôt qu'une apparence métallique.’ Dan zegt hij verder: ‘Er zijn daaronder zwakke magneten, namelijk die, hoewel groot van stuk, slechts eene geringe aantrekkingskracht bezitten; daarentegen zijn er andere magneten die zoo sterk zijn, dat zij 50 tot 100 Ned. ℔