als de Evangelist die mededeelt, een belangrijk gedeelte van het boek, en nu moge deze of gene - zoo als dat in onze dagen niet wel anders zijn kan - van den Schrijver in opvatting verschillen, of over het eene of andere minder vinden dan hij er gewenscht of verwacht zoude hebben; - het geheel is zoodanig, dat wij op nieuw het werk bij ieder Christelijk gezin aanbevelen. De wetenschappelijk gevormde zal het niet inzien zonder iets er uit te leeren; de eenvoudigste zal het verstaan en begrijpen, en ieder vindt er stichting en voedsel in voor zijn gemoed. Tot eene proeve van de welsprekendheid des ontslapen waardigen Leeraars strekke het navolgende, dat kort vóór zijn te vroeg en onverwacht verscheiden uit zijn hart is gevloeid: ‘Ook voor u en mij zal eens het oogenblik komen, waarop met den laatsten adem ook de laatste beweging ophoudt, en de koude van het ijs zich verspreidt over ons ligchaam. - Spoedig, wie weet hoe spoedig, en onverwacht, kan die verandering met ons plaats hebben. Zal dan het gelaat nog de sporen vertoonen van de zielrust, waarmede de Christen sterft, of van de wroeging, die het binnenste van den goddelooze in de laatste ure verscheurt? Zal er dan geene andere rouwe zijn, dan die van het kleed, dat aan en uit wordt getrokken? Of zullen er harten bloeden en de oogen van velen nat worden? Het staat aan ons zelven. Bepalen zich al uwe inspanningen tot u zelven; eindigt uw streven in eigen genot, eigene eer, eigen voordeel, - houdt gij het licht dat u gegeven, de kracht die u geschonken is, alleen voor u, - gij hebt het u zelven te wijten, dat niemand eens om u treurt. Is uw leven dat van hem die de wereld en hare begeerlijkheden volgt, of zelfs dat van hem die misdadig wordt en schuldig staat voor God en menschen, om uw henengaan zal geen traan vlieten. Het is vooruit te zien, men zal uw aftreden beschouwen als eene verlossing van een voorbeeld dat kwaad stichtte, van eenen invloed die schadelijk
was. - O! wie beeft niet op de bloote voorstelling er van, om zoo de aarde, die hem gevoed, de maatschappij, die hem gezegend heeft, de Kerk van christus, die hem kweeken wilde tot een burger van het Godsrijk, te verlaten? Wie schrikt er niet voor zóó in het oordeel van tijd en eeuwigheid te vallen? Neen, wij willen ons kort en vlugtig bestaan nuttig maken tot heil voor anderen, het zal gewijd zijn aan