genoeg geroemd worden; maar anders strandt zij wel eens op de klip van alledaagschheid, en wij zouden niet durven beweren dat d. die geheel is ontzeild. Hoog, daarentegen, prijzen wij de beknoptheid dezer leerredenen, en de zaakrijkheid, waarmede deze, als gewoonlijk, gepaard gaat; hoogelijk ook den gekuischten en beschaafden, en daarom toch niet minder duidelijken en vloeijenden stijl; hoog bovenal de innige gehechtheid aan christus en Zijn Evangelie, en de zucht om haar in anderen over te planten en voor hun leven vruchtbaar te maken, welke hier allerwege doorstraalt. In 't kort, ofschoon wij den Utrechtschen Prediker op grond van deze zijne geestesvruchten moeijelijk in de rij onzer grootste kanselredenaars zouden durven opnemen, onder de voornaamsten van den tweeden rang durven wij hem met gerustheid rangschikken.
De Ieerredenen hier aangeboden, zijn over: I. Ezech. xxxvi: 26a. Een nieuw hart, de beste nieuwjaarszegen. Deze leerrede zal wel aan de omstandigheid, dat zij door d. juist op den nieuwjaarsmorgen van zijn sterfjaar is uitgesproken, hare opname te danken hebben; anders komt haar inhoud ons daartoe wat ál te gewoon voor. Beter beviel ons: II. 1 Petr. i: 23-25. De bestendigheid van het Evangelie. Wel is waar hebben we óók hier een veel behandeld onderwerp, maar eene keurige bewerking geeft er iets nieuws aan. Uit deze preek nemen wij, tot eene proeve van dibbits' kansel-arbeid, de plaats over, waar hij het duurzaam bestaan van 's Heeren Woord op aarde schildert. ‘Eeuwen zijn verloopen, sinds het er was; van zoo menig geschrift, voor wetenschap en kunst van belang, betreurt de geleerde wereld het onherstelbaar verlies; onnoemlijk veel is door de hand des tijds vernield; alleen dit boek, het boek van Gods openbaring, is niet vernield. Tallooze gevaren hebben het bedreigd, en zijn er door overwonnen. Het mogt, als dwaas voor den Jood en ergerlijk voor den Heiden, op geene bekendheid kunnen hopen. Alleen langs den moeijelijken weg van gedurig afschrijven, of den onzekeren van mondelinge mededeeling, mogt nog deszelfs bewaring eene onwaarschijnlijke mogelijkheid zijn. Ontelbare horden van ruwe barbaren mogen het Christelijke Europa overstroomen, om aan alle kennis en beschaving den doodsteek te geven. Een geestdrijvend profeet, met bedrog in den mond,