schrift, waaruit het duidelijk wordt hoe een jong mensch duizend gulden in den vreemde met reizen kan zoek brengen, en met eene dosis wetenschappelijke kennis, wèl te verstaan van vrouwen, paarden en wijnen, kan wederkeeren, en toch die verkregene wetenschap ten genoege van zijn papa kan te luchten hangen: alles ten bewijze dat het spreekwoord: ‘Zoo als de ouden zongen, zoo piepen de jongen’, nog niet uit de mode of uit den tijd is.
Geeft deze schets een tooneeltje uit het ‘high life’ te aanschouwen, de vijfde schets, onder den titel van: ‘Een Wijze der negentiende eeuw’, levert een tafereeltje uit het volksleven. Twee oude paaijen zitten in den hoek van den haard druk te discoureren over den goeden ouden tijd en ‘bonneparte’; maar een dreumes, wien op de centenschool eene massa historische jaartallen werden ingepompt, maakt hen, tot hunne groote verwondering en verbazing over zijne wijsheid, op eene chronologische vergissing opmerkzaam.
De zesde plaat is eene nieuwe bijdrage tot de geschiedenis van ‘De Visch en den Mensch’: eene aardige teekening, die wij vooral aan opzieners over de jagt en visscherij ter bepeinzing aanbevelen.
De zevende schets - naar ons inzien de best geslaagde uit den bundel - stemde ons weemoedig. ‘Eeuwige Vriendschap’ draagt zij tot onderschrift, en stelt een viertal jongelingen voor, die, onder 't ruimschoots offeren aan den God des wijns, elkander ‘eene eeuwige vriendschap’ toedrinken. Maar de engel des doods en de grijze tijdgeest kijken om een hoekje, en lagchen de vrolijke jongens eens hartelijk uit. Voor den denkenden beschouwer moet deze plaat veel aantrekkelijks hebben.
De achtste schets is - om met den man der rarekiek te spreken: ‘een dubbel stik’: de beide plaatjes worden door het geestige bijschrift goed verklaard; reden, waarom de Auteur zeker het onderschrift weg liet: aan zijne lezers overlatende om het idée naar hunnen zin te omschrijven. ‘Consequent!’ zouden wij zetten boven 't eerste; ‘Een gestichte Kerkganger’ boven 't laatste.
Onder uitnoodiging aan den Auteur om zijne belofte, in de opdragt aan zijnen vriend gedaan, na te komen, en met beleefd verzoek ook óns de volgende schetsen wel te willen toezenden, bevelen wij deze zijne nieuwe geestvruchten onvoorwaardelijk aan.