Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAtlas van de Nederlandsche Bezittingen in Oost-Indië, geteekend onder toezigt van J. Pijnappel, G.Z., Litt. Dr., Leeraar in de Taal-, Land- en Volkenkunde aan de Koninklijke Akademie te Delft, en door hem met Aanteekeningen voorzien. Te 's Gravenhage, bij K. Fuhri. 1855. Twee plano's Aanteekeningen en 9 Kaarten. f 5-75.Dezen Atlas inziende dachten wij aan den tijd toen de Atlas van den Generaal j. van den bosch (nog heden niet zonder verdienste, vooral de speciaal-kaarten) onze eenige gids was. Wilde men naar wat beters grijpen, dan vond men Engelsche kaarten, die fraai uitgevoerd waren, doch waarvan de naauwkeurigheid, over het geheel, de fraaiheid niet evenaarde. | |
[pagina 225]
| |
Aldus bleef het jaren achtereen, en men vond zich vaak genoodzaakt zijne toevlugt te nemen tot de kaarten in ‘Oud- en Nieuw-Oost-Indië’ van valentijn. Zoo ver waren wij ten achter, dat in 1830 als een welkom geschenk werd aangenomen het kaartje van den Indischen Archipel, dat de Graaf van hogendorp voegde bij zijn Coup d'Oeil sur l'Ile de Java et les autres Possessions Neêrlandaises. Wenschte men uit een hydrographisch of aanverwant oogpunt iets te weten omtrent het een of ander der eilanden tot onze Oost-Indische bezittingen behoorende, dan moest men in horsburgh's Directory bladeren. In dien staat van zaken was de Handleiding tot de Aardrijkskunde van Nederlands Oost-Indische Bezittingen, met een bijgevoegde Kaart van den Indischen Archipel, door de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, ten behoeve van hare leden en van het onderwijs, in het licht gezonden, een belangrijk geschenk, in weerwil van de gebreken welke dien arbeid aankleefdenGa naar voetnoot(*). De Commissie voor de verbetering der Indische Zeekaarten gaf teekenen van leven, en verdienstelijke Zee-officieren, zoo als de Heeren van de velde, melvill van carnbee, gregory, smits, en anderen, verrijkten van toen af de hydrographische kennis van de Sunda-Eilanden, de Molukken, enz. met hunnen arbeid. Ook geleerden tot de Natuurkundige Commissie behoorende, leverden belangrijke bijdragen van onderscheidene eilanden. - De firma van keulen te Amsterdam, die reeds in de zeventiende eeuw door kunde en vlijt in 't uitgeven van Zeekaarten had uitgemunt, kreeg onder den Heer jacob swart een nieuwen luister, en plaatste zich eerlang op de hoogte der wetenschap. Topographische kaarten van een en ander gedeelte van den Archipel bleven niet achter, nadat Jhr. de stuers in zijn belangrijke Guerre de l'Ile de Java de 1825 à 1830 eene fraaije kaart op groote schaal van het tooneel van den oorlog tegen diepo negoro had geleverd. De Heeren s. muller, w.l. de | |
[pagina 226]
| |
sturler, e.h. röttger, en andere bekwame mannen, volgden dat voorbeeld omtrent gedeelten van Borneo, van Sumatra, van Riouw, enz. Reeds voor dat de laatste Kaart in het licht was verschenen, was, onder het toezigt van het Departement van Koloniën, uitgegeven de Groote Kaart van den Indischen Archipel, waaraan de Baron van der felden van hinderstein, met zoo veel lust voor de uitbreiding onzer kennis, gedurende onderscheidene jaren had gearbeid. In 1835 of 1836 was die Kaart aan Zijne Majesteit ten geschenke aangeboden, en het is te bejammeren dat de daarin gevonden leemten niet bij de uitgave zijn verbeterd. Hoe gemakkelijk had ze op die wijze genoeg in bruikbaarheid kunnen winnen, om als nog in vele opzigten aanbevelenswaardig te mogen heeten. De ‘Mémoire Analytique’, met eene uitvoerige Notice, of bronnenopgave verdient nog altijd geraadpleegd te worden (bl. 82-112). Was deze kaart wat groot van bestek om, opgehangen, een gemakkelijk overzigt te leveren; de ‘Carte Générale’ van den Baron melvill van carnbee, welke in 1846 in den ‘Moniteur des Indes’ werd uitgegeven, was welligt daartoe wat klein. Zij won het nogtans in fraaiheid van uitvoering van de kaart behoorende bij de ‘Handleiding’ van het Nut van 't Algemeen. Boven deze beveelt zich allezins aan, door naauwkeurigheid en uitvoering, de ‘Algemeene Kaart van Nederlands Oostindië, in vier bladen, door de Heeren w. beijerink, j.m. bruin en j.f.w.a. essers, kadetten aan de Militaire Akademie te Breda, geteekend en op steen overgebragt door f.j. ensinck in 1847. Van toen af kwamen verschillende Kaarten, zoo hydrographische als andere, van onderscheidene deelen van den Indischen Archipel in het licht, en men vernam eerlang dat de Heer pijnappel, Leeraar aan de Delftsche Akademie, zich met het zamenstellen van eenen ‘Atlas van Nederlandsch Indië’ bezig hield. Het duurde evenwel tot in het afgeloopen jaar eer die Atlas werd uitgegeven. Wij ontvangen er in: I. Overzigtskaart; II. Kaart van Java, zijnde eene physieke en eene van de politieke verdeeliugen; III. Kaart van Sumatra met het Schier-eiland Malakka; IV. Gouvernement van Snmatra's Westkust; in twee deelen, ieder op een half blad V. Kaart van de Residentiën Riouw en Banka; VI. Kaart van het Ei- | |
[pagina 227]
| |
land Borneo; VII. Kaart van het Eiland Celebes - tot vergoeding voor de kleinte der schaal, ontvangt het publiek in cartons het N.O. Schier-eiland en het Z. Schier-eiland; VIII. Kaart van de Molukken, op dezelfde schaal als Celebes, Borneo en Sumatra; - deze laat den gebruiker vrij onvoldaan, ofschoon cartons van Ternate en Tidor, van de eigenlijk gezegde Amboinsche en Banda-eilanden, er aan te hulp komen; IX. de Eilanden beoosten Java tot en met Timor, op het bovenste gedeelte van een blad, en op de onderste helft: ‘Overzigtskaart voor de ligging van den Oost-Indischen Archipel, met betrekking tot Australië en de naaste kusten van Azia, Afrika en Amerika.’ In de Aanteekeningen, welke de Kaarten vooraf gaan, spreekt de Heer pijnappel over de moeijelijkheden, welke hij bij de zamenstelling heeft ontmoet, en bepaaldelijk over het gebrek aan eenheid in het gebruik der lettersoorten, en over de aangebragte kleuren; met opgave, dat de volgorde der vervaardiging deze is geweest: No. 5, 7, 8, 3, 2, 6, 9, 1 en 4, terwijl de ‘eersten reeds in December 1852 klaar waren.’ - Wat het gebruik der lettersoorten aangaat, erkennen wij dat er verbetering in No. 4 is op te merken, alhoewel dáár het getal lettersoorten geringer kon wezen dan op No. 5 of No. 6; maar toch wij houden ook op No. 4 voor een gebrek, dat de letters van Baros, Tapanoelie en Natal niet dezelfde zijn. Voor het overige komt het ons voor, dat de letters van de Algemeene Kaart in vier bladen, ten voorbeelde kunnen dienen. Wij achten het voorts niet onnoodig hier bij te voegen, dat wij geenszins in het denkbeeld verkeerden, als of de titel eener Kaart een meesterstuk van uitvoering behoort te wezen; een denkbeeld waarvan men, in de laatste jaren, bij de uitgave van sommige Speciaal-kaarten, schijnt te zijn uitgegaan. - De kleuring laat inderdaad, zoo als de Heer p. te regt aanmerkt, hier en daar, vrij wat te wenschen over. Door den Vervaardiger van den Atlas wordt in de Aanteekeningen gezegd ‘dat de Atlas een School-Atlas is, die alleen voor onderwijs en elementaire studie der geographie moet dienen; geen Hand-Atlas, waarin men veel meer mag verwachten.’ - ‘Maar’ - voegt er p. bij - ‘de juiste schifting van alle namen, zoodat er in den School-Atlas geen gevonden worde die er niet, noch gemist die er wel op be- | |
[pagina 228]
| |
hoort - zulk eene schifting gaat mijne kennis verre te boven.’ Wij willen gaarne aannemen dat het verschil tusschen een' School-Atlas en Hand-Atlas daarin bestaat, dat de laatste meer met namen van plaatsen behoort te worden opgevuld dan de eerste, - doch het heeft ons in het algemeen toegeschenen, dat de zamensteller is beheerscht geworden door de vrees van te veel namen op zijne Kaarten te plaatsen, - althans wij bekennen, ons meermalen teleurgesteld te hebben gevonden door het ontmoeten van minder namen dan wij in een School-Atlas der Nederlandsche Bezittingen in Indië wenschelijk achten. Deze aanmerking leidt ons van zelve tot de Kaart van Java. Op de physieke Kaart missen wij de aanduiding van eenige in werking zijnde vulkanen, zoo als ook van de groote meren en moerassen (Rawa's). Waarom ontbreken op de Kaart der politieke verdeelingen, de drie militaire verdeelingen? De scheiding tusschen Sunda en Java is op geen van beide Kaarten duidelijk, en waarom of Noessa Kambangan, en de andere kleine eilanden rondom Java, wel door de namen worden aangeduid op de physieke Kaart, doch geenszins op de andere, begrijpen wij niet. Wij kunnen ook niet inzien waarom deze Kaart niet gebruikt behoort te worden dan ‘in vereeniging met die van den Heer le clercq of die van den Heer van de velde.’ Dit is ons in geenen deele duidelijk. Wij bejammeren het, dat uit dien hoofde ‘een groot aantal namen’ zijn weggelaten, die - zoo als de Heer pijnappel zelf erkent - ‘op eene elementaire Kaart niet gemist mogten worden.’ De zamensteller verzekert dat zijne ‘Overzigtskaart’ gevolgd is naar de ‘Algemeene Statistieke Kaart der Nederlandsche Overzeesche Bezittingen’ van den Heer melvill van carnbee. Wij willen 't gelooven; doch wijl we die Kaart niet bij de hand hebben, en daarentegen de ‘Carte Générale’ van 1846 van dien Heer voor ons ligt, doet het ons leed, dat niet de laatste Kaart bij de zamenstelling van No. 1, van den Atlas, heeft gediend. In den Atlas gaat de Verzamelkaart of No. 1, van 15o Z.B. tot 19o 30 N.B. Die van den Heer melvill gaat zoo ver niet; doch de ‘Algemeene Kaart’ in vier bladen gaat van 16o Z.B.: tot 16o N.B. en wij zouden met genoegen gezien hebben dat de afmetingen van deze laatste bij Kaart No. 1 waren gevolgd geworden. Wij moeten ook aanmerking maken op de spelling der na- | |
[pagina 229]
| |
men, zoo dikwijls het struikelblok bij de uitgave van Kaarten en Atlassen. Wel zegt de zamensteller van den Atlas: ‘Een ander gebrek is de zeker zeer dikwijls onjuiste spelling. Van deze echter mag ik, ofschoon ik er misschien wel iets aan had kunnen verbeteren, toch de geheele schuld niet op mij nemen. Zoo lang men de juiste uitspraak der namen niet weet, zal men ze niet zonder fouten kunnen schrijven.’ Die laatste verontschuldiging hadden wij liever te dezer plaatse niet gelezen. Wij verbeelden ons dat ten opzigte van de spelling der eigennamen het gebruik zijne regten behoort te doen gelden. Men heeft tot nu toe vrij algemeen geschreven Java, Cheribon, Lossarie, Makasser enz.; - daaraan behoort men zich derhalve te houden, en omzigtig te wezen met het invoeren eener nieuwe spelling. Het verdient vooral afkeuring op de eene Kaart Java, Makasser enz., maar op de andere Djawa, Mangkassar enz. te schrijven. Wij hadden gemeend ons bij deze algemeene aanmerkingen te bepalen; doch No. 8 vordert nog dat wij er een oogenblik bij verwijlen. In zijne Aanteekeningen geeft de Heer p. veelal op, welke Kaarten door hem zijn gevolgd, en dit heeft ééne aanbevelenswaardige zijde, dewijl de zamensteller, wanneer hem aanmerkingen gemaakt worden, tot verschooning kan bijbrengen: het stond al, of het stond niet, op de door mij gevolgde Kaart. Maar het komt ons voor, dat hij, dien gang volgende, gebonden is aan bereids uitgegevene Kaarten. De zamensteller van een Atlas kan niet anders wezen dan compilator; doch door veelvuldige studie moet hij kunde en bedrevenheid in de wetenschap hebben verkregen, en aan zijn eigen oordeel moet het zijn overgelaten of hij dezen of genen zijner voorgangers zal volgen, of van diens voorstelling afwijken. Wij zijn derhalve geregtigd tot grootere eischen, wanneer eene Kaart of een Atlas wordt aangeboden als gevolgd naar de beste bronnen, dan wanneer men er bij opgeeft, gevolgd naar die of die Kaart. Op de Kaart van Celebes, b.v., moeten wij tevreden zijn wanneer, hetgeen de Heer pijnappel levert, met de in zijne Aanteekeningen opgegevene bronnen overeenkomt. Ware dit niet zoo, en hadden wij, om slechts iets te noemen, de opname voor ons van den te vroeg ontslapen vosmaer, dan ware het ons vergund de Vosmaersbaai en Staringsbaai (beter dan Bi. Vosmaer en Bi. Staring) met | |
[pagina 230]
| |
de Kaart No. 7, te vergelijken. - Zoo als het nu is, mogen wij geene aanmerkingen maken omtrent de in de Aanteekeningen genoemde Groote-baai van Nieuw-Guinea, mits ze maar zij geplaatst overeenkomstig het Schetskaartje van den Luitenant 1e Klasse de bruyn kops, ofschoon wij den zamensteller gaarne zouden verwijzen naar de Algemeene Kaart, in vier bladen; waar, zoo wij ons niet vergissen, de Geelvinksbaai geheel overeenkomstig de Nederlandsche opname van het jaar 1705 voorkomt. Wij zijn nog altijd van oordeel, dat, wat de geheele baai aangaat, de opname van 1705 steeds de de beste is. Dan ook zoude de Heer p. zich waarschijnlijk met den naam Geelvinksbaai hebben vergenoegd en niet hebben gesteld. ‘Groote-baai, van Dammen-baai of Geelvinksbaai.’ - Over de Eilanden van Oranje Nassau, reeds op de Kaart van den Heer melvill van 1846 nedergelegd, zullen wij niet spreken. De Atlas van den Heer pijnappel is met belangstelling door ons onderzocht. Dewijl hij van oordeel, was dat er ‘een Atlas wezen moest’, vleijen wij ons, dat de ondervinding in dezen bij de zamenstelling opgedaan, dien Heer zal aansporen om bij het geleverde niet stil te staan, maar tot verbetering van het bereids uitgegevene zijne krachten te blijven inspannen. Meer dan wij zal de Compilator zelf bekend wezen met de leemten die nog in zijn arbeid gevonden worden. Als hij daarbij tot grondslag aanneemt dat een School-Atlas, zonder behulp van andere Kaarten, voor het onderwijs voldoende moet wezen, dan zal bij eene nieuwe uitgave deze - wij twijfelen daar niet aan - zoodanig in de behoefte voorzien, dat de Atlas in Nederland en in Indië voor het onderwijs algemeene aanbeveling zal erlangen, en zelfs voor huiselijk gebruik zal geraadpleegd worden. |
|