Het Gemeente-leven. Aanbevolen naar 1 Petr. IV: 10, 11. Door Dr. H.N. van Teutem. Te Rotterdam, bij van der Meer en Verbruggen. 1855. In gr. 8vo. 20 bl. f :-25.
De Remonstrantsche Broederschap, vergaderd om haren onvergetelijken van der hoeven een waardigen opvolger te geven, vestigde hare eerste keuze op Dr. van teutem, die ze afwees. De tweede viel op Dr. tideman, die ze aannam. Beider besluit hebben wij toegejuicht. Niet, dat wij den Schrijver van den door ons hoog gewaardeerden ‘Laatsten Nacht des Heeren’ in 't minst zouden willen verkleinen. Maar, wat hij-zelf hier schrijft: ‘Ik achtte den nu verkozenen in de eerst noodige wetenschappen boven mij’; daarmede stemmen wij in zóó verre in - ofschoon dan ook alleen in zóó verre - dat, gelijk beider onderscheiden leeftijd van zelf medebrengt: van teutem zich meer de resultaten der nieuwere Godgeleerde wetenschap; tideman, daarentegen, zich meer de wetenschap-zelve schijnt te hebben toegeëigend. Zoo paste het zwaarwigtig Hoogleeraars-ambt voegelijker op de buitendien ook jongere schouderen des laatsten. Hooge eere intusschen den ouderen ambtgenoot, dat zijne uitgebreide en veelgeprezen kunde hem de zóó moeijelijke en schaarsche zelfkennis niet vergeten deed; en bovenal, dat zijne edelmoedige nederigheid zich niet weêrhouden kan de meerderheid zijns plaatsvervangers openlijk en onbewimpeld te huldigen!
Met de leerrede waarin dit voorkomt, verbond van teutem zich op nieuw aan zijne Rotterdamsche Gemeente. Deze moest er natuurlijk prijs op stellen, het woord des beminden Leeraars tot een blijvend aandenken in druk te ontvangen. Daardoor wordt de uitgave dan ook ten volle geregtvaardigd, ofschoon de preek zich anders bij al hare eenvoudigheid en hartelijkheid niet boven 't alledaagsche verheft.
v.p.