geene andere volledigheid behoeft te bezitten dan ten opzichte der opgenomen Schrijvers, uit welke namelijk zoodanige stukken en op zulk eene wijze moeten medegedeeld zijn, dat de leerling zoo veel mogelijk dien Schrijver uit hem-zelven begrijpe. Intusschen rust dan de voornaamste taak op den leermeester, die al deze verschillende beelden en tafereelen in de lijst van hun tijd en hunner omgeving in levendige aanschouwelijkheid voor de oogen des leerlings plaatsen moet; en de groote vraag bij beoordeeling van de bruikbaarheid, d.i. de waarde, van chrestomathiën is niet zoo zeer: hoe is zij zamengesteld? als wel: hoe en door wien wordt zij gebruikt? Slechts dán lijdt deze regel eene uitzondering, wanneer, gelijk, b.v., in de Chrestomathie de l'age mûr, van vinet, de inleidende en uitleggende beschouwingen zóó volledig, zóó boeijend, zóó persoonlijk aanschouwelijk zijn, dat men als ware 't gevoelt, het boek niet alléén, maar aan de hand van een leermeester te lezen, die zijne individualiteit in al hare eigenaardigheid telkens doet opmerken en invloed oefenen.
De beide boven aangekondigde werken nu behooren tot de hoogste soort der chrestomathiën. Zoo ver zich, naar onze zoo even gemaakte opmerking, naar den inhoud laat oordeelen, zijn beide zeer tot haar doel geschikt en aanbevelenswaardig. De Heer keyzer toont overal in dit werk dat hij het gezegde van johnson niet te vergeefs tot motto heeft genomen: ‘Onder veel goeds het beste te kiezen is eene van de meest gewaagde ondernemingen des kritischen oordeels’. Dit blijkt niet alleen uit de vóór het werk gevoegde opgave der bronnen, maar ook uit de stukken zelve, de bijgevoegde (zeer duidelijk en volledig) ophelderende aanteekeningen, en de levensbeschrijvingen. Uit het geheel blijkt dat het werk met groote zorgvuldigheid is zamengesteld. De Schrijver verdeelt het gansche veld, dat hij te doorloopen heeft, in vijf vrij algemeen gebruikelijke perioden. Indien vóór elke eene korte Inleiding en karakteristiek dier periode ware geplaatst, zou de grond der indeeling nog beter zijn gebleken. De eerste omvat chaucer en zijn tijd, doch begint, in de stukken-zelven, nog vóór dien bekenden ‘vader der Engelsche poëzij’, met lawrence minot, wiens ridderlijke geest zich met dien van onzen ouden jan van helu laat vergelijken, met william langland en john gower. Ook de merkwaardige balladen der oude grensbewoners