| |
Verslag van de Koninklijke Nederlandsche Tentoonstelling van Landbouw te Arnhem, uitgebragt aan Zijne Majesteit den Koning door de Centrale Commissie. Te Zwolle, bij W.E.J. Tjeenk Willink. 1855. In roijaal 8vo. VIII en 148 bl. f 3-60.
In Maart 1854 verscheen het Programma der Tentoonstelling van ‘Voortbrengselen van - en Werktuigen voor den Landbouw uit het geheele Rijk en zijne Overzeesche bezittingen’, welke volgens het besluit des Konings in October van datzelfde jaar te Arnhem moest plaats hebben. In dat Programma werden allen, die in Nederland of zijne Koloniën woonachtig
| |
| |
zijn, uitgenoodigd om voorwerpen, tot den Landbouw betrekkelijk, in te zenden, terwijl Z.M. de Koning goedgunstig Medailles en Getuigschriften beschikbaar gesteld had voor de best gekeurde der ingezonden voorwerpen. De regeling der Tentoonstelling was opgedragen aan eene Centrale Commissie, bestaande uit de Heeren: w.a. Baron schimmelpenninck van der oije, te Voorst, als Voorzitter, Mr. j.j.a.a. Baron van pallandt van westervoort, en g.h. andres, als Burgemeester en Wethouder der stad Arnhem, Jhr. Mr. d.r. gevers deynoot, te Rotterdam, w.j. wolterbeek, te 's Gravenhage, en Dr. j. wttewaall, te Voorst, als Secretarissen, en s.d. wijckerheld bisdom, te Arnhem, als Penningmeester. Doch behalve deze Centrale Commissie waren uit elke Provincie van het Rijk eenige invloedrijke mannen door Z.M. benoemd tot leden der Algemeene Hoofd-Commissie, ten einde de Tentoonstelling in alle oorden van het Land ondersteuning en medewerking mogt ondervinden, en de inzenders alom de noodige inlichtingen konden verkrijgen. Het liet zich verwachten dat dergelijke Algemeene Tentoonstelling, uitgegaan van het Doorluchtig Hoofd der Regering, aangemoedigd door aanzienlijken uit alle oorden des Rijks, in vele opzigten luisterrijk zou zijn. En werkelijk heeft ook de uitkomst allezins aan de verwachting beantwoord, niettegenstaande de lage waterstand onzer rivieren, en de vertraagde aankomst der Oost-Indische producten de Tentoonstelling deden verstoken blijven van vele voorwerpen die haar gewis zouden opgeluisterd hebben. Wie die Tentoonstelling bezocht heeft, zal zeker met ons opgetogen zijn geweest, niet alleen over de talrijke en schoone voortbrengselen van Landbouw, welke het groote gebouw Musis Sacrum (bijna 1/5 bunder oppervlakte) nog te klein deden zijn voor het ingezondene, maar ook over
den keurigen smaak waarmede alles gerangschikt was, en de zorg waardoor zoo veel mogelijk aan elk voorwerp eene voordeelige plaats was gegeven. Z.M. de Koning heeft dan ook bij een herhaald bezoek dezer Tentoonstelling, Hoogstdeszelfs tevredenheid daarover aan de Commissie betuigd, en men mag met regt verwachten, dat deze Tentoonstelling nuttig is geweest voor de ontwikkeling van den vaderlandschen Landbouw; dat de zaden, hier uitgestrooid, welig mogen ontkiemen en rijkelijk vruchten voortbrengen.
| |
| |
Het is ons een genoegen hiervan te kunnen melding maken bij de aankondiging van het ons toegezonden Verslag van deze Koninklijke Nederlandsche Tentoonstelling van Landbouw, uitgebragt aan Zijne Majesteit den Koning door de Centrale Commissie. Dit Verslag, door de bekwame hand van Dr. j. wttewaall bewerkt - een boekdeel van 148 bl. roijaal Svo., keurig uitgevoerd en met 157 meerendeels uitmuntende afbeeldingen versierd, hetgeen den Uitgever w.e.j. tjeenk willink te Zwolle allezins eer aandoet - is in alle opzigten der Tentoonstelling waardig. Wij begroeten het als eene belangrijke aanwinst voor onze Landbouw-litteratuur, en wenschen het in handen, niet alleen van elken wetenschappelijken Landbouwer, maar ook van allen die in dezen tak van volksbestaan belang stellen! Wij meenen dan ook de lezers van dit Tijdschrift geene ondienst te doen door eene korte vermelding van den inhoud van dit Verslag, terwijl wij ieder, die nader met dit onderwerp wil bekend worden, ten sterkste moeten aanraden het Verslag zelf te koopen.
Het Verslag wordt geopend met eene opdragt aan Z.M. den Koning, waarin de Commissie te kennen geeft dat zij deze eerste proeve eener Algemeene Tentoonstelling van Landbouw naar wensch geslaagd acht. Het blijkt daaruit tevens, dat de ingezonden voorwerpen worden opgenoemd en beschreven, slechts voor zoo veel zij der vermelding waardig werden gekeurd. Men vindt hier dus alleen hetgeen goed en deugdelijk is, aangewezen, en behoeft niet, gelijk in vele andere werken, het goede uit een overvloed van onnutte zaken uit te zoeken. De Commissie heeft bovendien - hetgeen de waarde van het werk zeer verhoogt - op vele plaatsen haar oordeel over de ingezonden voorwerpen uitgesproken, en hier en daar wenken gegeven, die voor den landbouwer van nut kunnen zijn. - In de keuze der afbeeldingen heerscht in het algemeen eene goede spaarzaamheid, te gelijk met eene behoorlijke uitvoerigheid, waar zulks noodig of nuttig is. Als regelen, die de Commissie daarbij geleid hebben, worden door haar in de opdragt de volgende opgegeven: ‘Bij de graansoorten geschiedde zulks bij die verscheidenheden welke onder verkeerde namen zijn ingezonden, of waar van eene nieuwe of weinig bekende verscheidenheid sprake was. Bij de wortel- en knolgewassen vond het plaats, om bij de groote hoeveelheid van verschei- | |
| |
den meestal voor ons land nog nieuw of weinig bekend, een beter overzigt te leveren; terwijl zulks bij de werktuigen noodzakelijk werd geacht, om de beschrijving daardoor duidelijker te maken of te bekorten’.
Voorafgegaan door het Proces-Verbaal van den uitslag der beoordeeling, splitst zich nu het Verslag in even zoo vele Afdeelingen als waarin de Tentoonstelling zelve verdeeld was, volgens het Programma.
De eerste dezer Afdeelingen bevat de Voortbrengselen van Akkerbouw, welke in het algemeen goed vertegenwoordigd waren op de Tentoonstelling. Zoo vond men van de Wintertarwe alleen 64 monsters, die allen door schoonheid van gewas zich onderscheidden. Men zag aldaar hoe de Zeeuwsche tarwe in vele opzigten haren alouden roem handhaaft, terwijl er tevens door herhaalde kweeking vele verscheidenheden van deze soort geboren waren, die, in meer of mindere mate met andere tarwesoorten overeenkomende, dikwijls met verkeerde namen zijn aangeduid. Zoo waren verscheiden monsters Zeeuwsche tarwe onder de namen van Kubanka- en Tangarock-tarwe ingezonden. Men is den Heer wttewaall dank verschuldigd voor de juiste onderscheiding der vele verscheidenheden van tarwe, en voor de goede afbeeldingen (telkens van twee kanten der aar genomen), waardoor de landbouwers in de gelegenheid gesteld zijn, om vele misvattingen te voorkomen.
Bij de beschrijving der vele ingezonden tarwe-soorten vindt men nog iets dat voor den Nederlandschen landbouwer van groot belang moet geacht worden. Het is eene korte opgaaf der ervaringen van den Heer van ingen te Arnhem, betreffende de verscheidenheden van tarwe welke voor ons land aanbeveling verdienen; en van diegene welke, hoezeer een schoon gewas opleverende, voor de cultuur in het groot niet voordeelig zijn. ‘Het tal van jaren, dat deze proefneming duurt’ - zegt het Verslag - ‘en dikwerf vrij in het groot gedreven, doet ons meerder gewigt aan deze opgaven hechten.’ - Het ware te wenschen dat men, even als hier, naauwkeurige opgaven had van de verscheidenheden der landbouw-gewassen die in ons Vaderland beproefd zijn, en van de daarbij verkregen uitkomsten. Men behoefde dan niet nogmaals de onvoordeeligen te beproeven, en men leerde tevens kennen, in welke rigting de bij ons gebruikelijke graansoorten veredeld
| |
| |
kunnen worden, ten einde de opbrengst onzer akkers in hoeveelheid en hoedanigheid zoo voordeelig mogelijk te maken.
Gelijk de tarwe, vindt men nu ook de overige graansoorten, naar ingezonden monsters meer of minder uitvoerig beschreven en afgebeeld. Vooral van de Engelsche haversoorten zijn er vele vermeld, doch de meesten schijnen voor den verbouw op onze landerijen minder voordeelig te zijn. Daarentegen wordt de naakte haver aanbevolen, als een goed en tevens smakelijk voedsel aanbiedende voor den minderen stand.
Wat de overige landbouwgewassen betreft, zoo moet de tabak vermeld worden, waarvan niet minder dan 114 inlandsche en 21 buitenlandsche monsters aanwezig waren (waarschijnlijk gedeeltelijk omdat de tabak nog eenige dagen na de opening der Tentoonstelling kon ingezonden worden). Onder al deze soorten waren er echter slechts weinige die in alle opzigten voortreffelijk konden genoemd worden; deels ten gevolge van den minder gunstigen uitslag van het gewas in 1854, deels ook ten gevolge van minder zorgvuldige behandeling, waaromtrent het Verslag zeer nuttige raadgevingen mededeelt.
Niet minder belangrijk is hetgeen het Verslag omtrent de meekrap opgeeft, naar aanleiding van het geschrift van j.g.j. van den bosch, over de teelt dezer plant. Terwijl de Nederlandsche meekrap vroeger de beste en meest gezochte der wereld was, is zij langzamerhand door de Fransche verdrongen, die, zorgvuldiger gekweekt en beter bereid, den voorrang boven haar verkreeg. In den laatsten tijd echter is die teelt in Zeeland weder aanzienlijk vooruitgegaan, en wij staan op het punt om ons oude standpunt als meekrap-telers te hernemen. Men is daarvoor dank verschuldigd aan de bemoeijingen der Zeeuwsche Commissie van Landbouw en aan den Heer van den bosch, die zelf dezen tak van nijverheid in Frankrijk onderzocht, aan zijne landgenooten zijne bevindingen medegedeeld, en bovendien de beste meekrap op de Tentoonstelling ingezonden heeft.
Na een kort woord over de Aardappelen, is het overige van deze Afdeeling (niet minder dan 15 bl.) grootendeels gewijd aan de wortel- en knolgewassen. Dit gedeelte maakt een der belangrijkste van het Verslag uit. Men kan duidelijk bespeuren dat de kundige Steller hier een zijner lievelingsonderwerpen met buitengewone zorg heeft behandeld. Het is
| |
| |
eene soort van monographie over deze nuttige voedergewassen, door een tal van afbeeldingen opgehelderd; waarin de aandachtige lezer bekend gemaakt wordt met het groote aantal verscheidenheden der Engelsche Turnips, meerendeels hier te lande nog weinig gewaardeerd.
De tweede Afdeeling bevat de Voortbrengselen van vee en zuivelbereiding. Hier was de voorraad van ingezonden voorwerpen op verre na zoo groot niet, zoodat deze tak van den landbouw niet gelijk de vorige vertegenwoordigd was. Het verslag hierover is dan ook slechts kort. Het bepaalt zich hoofdzakelijk tot eenige soorten van wol, en tot de boter en kaas, terwijl bij de laatste vooral op het gebrekkig persen gewezen is, dat hier en daar in ons Vaderland de kaas minder goed maakt.
De volgende vier Afdeelingen, Voortbrengselen van houtteelt, riet en biezen; van vruchtenteelt, moezerij, en bloemisterij, zijn te zamen genomen, en even zoo kort behandeld.
De natuurlijke aanleiding daartoe was de betrekkelijk geringe inzending in deze Afdeelingen; maar toch valt het niet te ontkennen dat deze Afdeelingen, en vooral die der vruchtenteelt en moezerij, in het Verslag eenigzins stiefmoederlijk behandeld zijn. Welligt echter heeft de geachte Steller er bezwaar in gezien, om hier even uitvoerig te zijn als bij de graansoorten, omdat het juist bepalen van al de verscheidenheden der vruchten, en het aantoonen van al de verwarringen en verkeerde benamingen, die hierbij voorkomen, groote beschrijvingen en kostbare platen zou vorderen; - want op het wenschelijke van zulk een Pomologisch handboek wordt in het Verslag met nadruk gewezen.
Na eene aanwijzing van de Voortbrengselen van Landbouw uit de Ned. Koloniën (de zevende Afd.), waaronder vooral suiker, koffij, thee en rameh, of Oost-Indische hennep, uitmuntten, wordt in de achtste Afdeeling eene uitvoerige beschrijving gegeven van het groot aantal Landbouw-werktuigen, gereedschappen, voertuigen, enz. op de Tentoonstelling ingezonden.
Deze beschrijving, welke ongeveer de helft van het Verslag inneemt, en door meer dan 100 goede afbeeldingen opgehelderd is, mag allerbelangrijkst genoemd worden. Hierdoor, en door de beschrijving der graansoorten vooral, heeft het Verslag, ook afgescheiden van de Tentoonstelling, eene blijvende
| |
| |
waarde. Ieder landbouwer, welke met de landbouw-werktuigen uit onzen tijd bekend wil worden, vindt daartoe in dit gedeelte van het Verslag eene uitmuntende handleiding. Wij kunnen in deze aankondiging de behandelde werktuigen niet afzonderlijk opgeven, maar moeten den belangstellenden lezer naar het werk-zelf verwijzen.
Wij eindigen onze korte inhouds-opgave met de vermelding van de negende Afdeeling: Mest en Grondsoorten, waarin de inzendingen niet alleen gering in aantal, maar ook grootendeels gebrekkig waren. Men is in ons Vaderland nog te weinig van het nut der kennis van de hulpmeststoffen en grondsoorten overtuigd, dan dat zich hiervoor eene algemeene medewerking liet verwachten. Het gebruik van kunstmest is in ons Vaderland ook langen tijd beperkt gebleven, omdat men afgeschrikt is geworden door het bedrog dat daarmede elders gepleegd is. Het is te hopen dat het groot aantal geschriften over den mest, in de laatste tijden verschenen, daaromtrent meer heldere begrippen moge verspreiden.
Mogt de wensch der Centrale Commissie verwezenlijkt worden, en het Z.M. den Koning behagen in 1858 of 1859 weder eene Algemeene Tentoonstelling van Landbouw te doen plaats hebben, dan zullen welligt ook die voorwerpen beter vertegenwoordigd worden, waarvan de inzending op de gehouden Tentoonstelling niet beantwoordde aan de uitgebreidheid hunner teelt in ons Vaderland. Hartelijk wenschen wij dat dan van die Tentoonstelling een even belangrijk Verslag moge gegeven worden, door eene even kundige hand bewerkt en even goed uitgevoerd, als het Verslag hetwelk wij aangekondigd hebben.
Dec. 1855.
R. |
|