niet naar zijne inzigten, of die van zijnen Spaanschen Raad, maar volgens de door hem plegtig bezworen privilegiën, vrijheden en gewoonten had hij het volk te regeren. Wat er van Nederland zou geworden zijn, indien de Koning onbelemmerd zijn gang had kunnen gaan, leeren ons het gebeurde met Arragon, en geheel Spanje. Wij hebben gemeend deze aanmerkingen te moeten maken, èn voor den bekwamen Schrijver, èn ter bestrijding van ongegronde gevolgen, die door anderen kunnen getrokken worden uit zijne gezegden omtrent een Vorst, den opstand tegen wiens geweld wij als volkomen wettig beschouwen.
De oorzaken van dien opstand zoekt diest lorgion, overeenkomstig het door requesens geuite, op bl. 255 aangehaalde gevoelen, in de nieuwe belastingen en de losbandigheid van het krijgsvolk. Maar alva, die, na een zesjarig bewind, beter dan zijn pas aangekomen opvolger, wist wat er omging, schreef aan den Koning: dat oranje zich door de steden die hem erkenden, meer dan vier malen den tienden penning had laten betalen, en zag in der Nederlanderen zucht tot gewetensvrijheid, om welke te verkrijgen zij gaarne den tienden en vijfden penning zouden geven, de hoofdoorzaak van den opstand. Wij gelooven dat alva hierin gelijk had. De nieuwe belasting deed den beker van bitterheid, die door de veelvuldige verdrukkingen en teregtstellingen tot den rand toe was vol geworden, overloopen; niet alleen om de zwaarte en het voor den handel belemmerende der belasting, maar ook, en nog meer, omdat zij den Koning van de verpligting onthief zich om geldelijken onderstand tot de Gewestelijke Staten te wenden, en dezen beroofde van het laatste hun overgebleven middel om het onbeperkte dwangjuk te ontgaan. Maar de ware oorzaak der onlusten was: de Godsdienst, die de Hervormden de worsteling deed volhouden, ook toen de overige redenen van klagen waren weggenomen, en waarop de vredesonderhandelingen te Breda en te Keulen, en de pogingen tot bemiddeling door Don jan aangewend, schipbreuk leden, omdat de Koning geene vrijheid van Godsdienst wilde toestaan.
De Geschiedenis wordt tafereelsgewijze, en in eenen naar den aard der onderwerpen afwisselenden stijl behandeld. Zonder de tijdsorde te veronachtzamen, houdt de Schrijver zich echter niet met alle bijzonderheden op, maar doet eene keuze