Waarom is Jan rijk en Piet arm? of waarom is het vermogen zoo ongelijk verdeeld? Uit het Fransch van Hyppolyte Passy vertaald door Mr. J.J. Bleeker. Te Groningen, bij J.B. Wolters. 1855. In 8vo. 62 bl. f :-50.
Dit kleine geschrift, waarvan het oorspronkelijke in Frankrijk werd uitgegeven met het oog op den politieken toestand van 1848, is bestemd tot bestrijding van de buitensporigheden der Socialisten, die de maatschappij naar een ideaal van hunne fantaisie hervormd wilden zien. Er wordt in betoogd dat de maatschappelijke orde geen uitvloeisel van bloot kunstmatige verbindingen, maar veeleer op vaste natuurwetten gegrond is, en de ongelijke verdeeling der rijkdommen daaronder een eersten rang bekleedt; dat ongelijkheid bestaat in de bedeeling met physieke en moreele krachten, en even zoo ook in de toestanden die van het geluk afhankelijk zijn, wijl het lotgeval den een gunstig den ander ongunstig is; dat alzoo alles leidt tot de onvermijdelijke uitkomst van eene oneindige ongelijkheid in vermogen; en dat wie over dit alles mort, tegen den Schepper mort, die ons zulk eene aardsche verblijfplaats heeft gegeven. Eene aanwijzing volgt hierop van het nut dat ook in die ongelijkheid is gelegen, als prikkel tot werkzaamheid en vooruitgang, en van het groot voordeel der vorming van kapitalen, die van dienst zijn om de algemeene nijverheid in leven te houden, met bestrijding vooral van de dwaalleer die eigendom van den arbeid als nuttig, doch eigendom van den grond als onwettig beschouwde, en den erfelijken overgang van eigendommen wilde zien opgeheven.
Alles loopt uit op de slotsom, dat vooruitgang van maatschappelijke welvaart onafscheidelijk zamenhangt met de vrije verdeeling van den rijkdom, zoowel als met den eerbied welke aan den eigendom behoort te worden betoond.
Gaarne getuigen wij dat het gezegde bondig, duidelijk en bevattelijk is, en uit dit oogpunt eene loffelijke vermelding verdient. Of er echter, na al het reeds geschrevene over dit onderwerp, nu nog wel eene wezenlijke behoefte bestond aan deze overbrenging in de Hollandsche taal, is eene andere vraag. Wij, Nederlanders, zijn van Socialistische buitensporigheden nu eenmaal genoegzaam afkeerig; en voor zoo ver ook hier