heden; immers de oorlog is niet Oostersch, en de verbonden mogendheden, daarentegen, zijn wel degelijk Westersch.
Een paar staaltjes mogen van den inhoud - die bij uitstek Franschgezind, doch weinig Napoleontisch is - eenig denkbeeld geven. Bl. 47: ‘Het magtwoord van canrobert is: “men kan niet alles te gelijk doen”. Daarmede eindigt hij gewoonlijk zijne weigering. In het veld moet men alles te gelijk doen, en dat strijdt geheel en al met den bekrompen en tragen aard van den generaal.’ - Bl. 48: ‘Wij zullen alle uitwij(ei)ding vermijden die op de Engelsche generaals betrekking heeft; en alleen zeggen, dat wij het bejammeren dat dappere en moedige officieren als brown, cathcart, lac-evans (elders: lacy, evans) en zelfs de jeugdige hertog van cambridge(?!), niet een bekwamer, vlugger opperhoofd hebben, dat niet zoo oud is.’ - Bl. 50: ‘Daarna zagen wij met verbazing en ontzetting de Engelsche kavallerie als de bliksem op de vijandelijke drommen inrennen. Zij brak door de Russische gelederen heen en kwam bij hun achterste eskadrons niet dan ten koste van menig leven. Maar toen zag zij zich van alle zijden ingesloten, en in een musket(-) (geweer-) en schrootvuur, dat, van zeer nabij(,) alles wegmaaide als een maaijer op een korenveld. - Bosquet ijlde naar de opper-generaals (lees: opperbevelhebbers) om bevel te vragen een aanval te doen, of ten minste die onvertsaagde ruiterij te hulpe te snellen. Canrobert antwoordde dat dit te vergeefsch en te laat was. Lord raglan verroerde zich niet; met schijnbare onverschilligheid zag hij de vernieling zijner ligte kavallerie aan’, enz.
Dit zij genoeg om te doen zien dat het werkjen in een levendigen stijl en trant is geschreven.