bundeltjes die ten titel voeren: ‘Luimige poëzij’ kunnen steeds boven ernstige gedichten op debiet rekenen. De grappige Redenaars en Dichters op onze Nutsvergaderingen worden met daverend applaudissement aangehoord. Wij merken bij het doorbladeren dat wij thans in het bezit zijn van een groot getal blijgeestige poëten, die aan deze behoefte van ons volk weten te voldoen. Voor zoo ver zij niet den kieschen smaak beleedigen, willen wij van hunne bijdragen geen kwaad spreken. De Hollandsche blijgeestigen zullen, hopen wij, steeds afkeerig zijn van stukken waarin zij zijdelingsche of regtstreeksche aanvallen op Godsdienst en Zedelijkheid aantreffen. Dat er uit meer dan een zoogenaamd blijgeestig dichtstuk ons een Hoogduitsche geest tegenkomt, behoeft ons niet te verwonderen. Wat bij onze naburen vóór vele jaren stof tot lagchen gaf, en daar nu reeds is vergeten, kan misschien nu nog Hollandsche blijgeestigen amuseren. En daarom, wie in vroegere jaren dezen Almanak tot zijne aangename uitspanningslectuur koos, koope en leze ook dezen Jaargang. Wij gelooven te mogen verzekeren, dat hij bij geen vroegeren achterstaat.