niermeijer eene meer betamelijke hulde, in het midden der Gemeente, gebragt worden dan door deze lijk- of lofrede, waarin het hart waarheid spreekt zonder overdrijving, en de mensch geprezen wordt, zonder dat de hooge God, die gaf en nam, wordt voorbijgezien. Wat zeg ik? Juist daartoe is geheel de toespraak ingerigt, om de Gemeente, die niermeijer gaarne hoorde, en allen die hem lief hadden en waardeerden en in het heil der Kerk en der Hoogeschool belang stellen, tot stille, dankbare berusting in Gods ondoorgrondelijken wil te stemmen en, bij zóó smartelijk verlies, met goede hoop voor de toekomst te vervullen. Dat doel, hopen wij, zal door de voordragt en daarop gevolgde uitgave, onder Gods zegen, reeds bereikt zijn bij velen. Maar opdat niemand buiten zijne schuld onkundig blijve van den schat dien Leiden in niermeijer bezeten en verloren heeft, bevelen wij de verspreiding dezer leerrede aan; van wier verkoop mede de bereiking afhangt van een bijzonder, door den Hoogleeraar niet genoemd, maar ligtelijk te gissen doel.