gebragt is al wat meer verspreid over dit onderwerp in het Bijblad op de Staats-Courant te lezen staat, voor zoo verre dit tot toelichting en opheldering van het aangenomen stelsel der Wet en van hare bijzondere bepalingen dienen kan: terwijl die volledigheid zich zoo verre zelfs uitstrekt, dat ook het verhandelde over het vroeger door de Tweede Kamer aangenomen, maar later weder verworpen beginsel omtrent de opdragt der beslissing over de verpligting tot uitvoering van noodzakelijk gekeurde werken aan Gedeputeerde Staten, bij wijze van aanhangsel, aan het werkjen is toegevoegd. Eigene beschouwing van den Verzamelaar, kritische beoordeeling, oplossing van vraagpunten moet men hier niet zoeken. Zelfs het Voorberigt omtrent de behoefte aan eene partiële regeling van het onderwerp van den Waterstaat, is aan de Memorie van Toelichting tot het eerste Ontwerp ontleend; waaromtrent nog valt aan te merken, dat die Inleiding bij de aangenomen Wet niet geheel past, juist omdat bij die Wet aan Gedeputeerde Staten minder invloed en magt is toegekend dan bij het primitieve Ontwerp was bedoeld.
Wij kunnen dus overnemen - en overigens ons daarmede ook vereenigen - hetgeen aan het slot van het Voorberigt tot aanprijzing van het boekje gezegd wordt: ‘Daar deze Wet de beginselen openbaart, die de Regering ten opzigte van dit belangrijk gedeelte van ons Staatsregt koestert, heeft de vervaardiger gemeend een nuttig werk te verrigten door ze op deze wijze uit te geven, te eer, daar de Regering zelve erkend heeft dat op die beginselen bij de algemeene Wet op den Waterstaat zou worden voortgebouwd, zoodat dit werkje voor het tegenwoordige eene doeltreffende handleiding is voor de geschiedenis en den geest der thans geregelde punten, en later nog steeds als bron van herkomst voor elke raadpleging zijne waarde zal behouden. Met dit tweeledig doel wordt het aan het publiek aangeboden en aanbevolen.’