minder dan 7000 zielen de schutterijen niet dienstdoende, maar rustende zijn; ten ware eenige dier gemeenten te zamen tot vorming eener dienstdoende schutterij zijn vereenigd: dit laatste denkbeeld, in Art. 91 van het Ontwerp verscholen, verdient vooral toejuiching: die rust betreft echter slechts den vredestijd; daar in tijd van oorlog of gevaar de leden van zoodanige rustende schutterij mobiel kunnen verklaard worden (zie Art. 92 en volgg.), even goed als de leden der actieve schutterij die in dezelfde termen vallen: zij zullen dan echter nog gekleed, gewapend en geoefend moeten worden, en staan daarin dus bij de actieve ten achter.
De S. geeft een Ontwerp van Wet in 122 artikelen; maar daarbij behooren dan nog twee Reglementen, welke, naar des Schrijvers bedoeling, evenzeer door de Wet, niet bij Koninklijk Besluit zullen moeten worden vastgesteld: 1o. Reglement op de werkzaamheden van de Raden van Onderzoek en Beoordeeling der Schutterijen, van 24 artikels; en 2o. Reglement op de Straffen en het behandelen der Strafzaken, 68 artikels groot. In die Reglementen komen onderscheidene punten voor, die, als beginsels, welligt in de Wet zelve zouden moeten worden opgenomen. Eene beknopte Memorie van Toelichting besluit dit werkje.
Het is onze bedoeling niet, het Ontwerp in bijzonderheden te onderzoeken: enkele opmerkingen willen wij echter, in het belang der goede zaak, niet achterhouden.
De S. geeft eene veelomvattende uitlegging van de bepaling van Art. 58 der Grondwet: ‘De Koning heeft het oppergezag over zee- en landmagt’; hij past die bepaling in zeer ruime mate op de schutterijen toe: men zou welligt eenige meer wettelijke waarborgen verlangen, dat van de Koninklijke magt door geen Minister misbruik zou kunnen worden gemaakt om de ingezetenen te kwellen, of meer van hen te vergen dan door de Grondwet kan zijn bedoeld.
Het Ontwerp is in negen Afdeelingen verdeeld: de eerste bevat hoofdbepalingen; de tweede regelt de aangiften en inschrijvingen voor de schutterijen; de derde handelt van de raden van onderzoek en beoordeeling. Het komt ons, onder verbetering voor, dat aan deze raden eene te gewigtige plaats in het Ontwerp is aangewezen: zoo is, b.v., het regelen van het