De Strijd der Deugd en de Magt der Verleiding. Een Verhaal uit het Dorpsleven. Door Sophia van loon. Te Alkmaar, bij H.J. van Vloten. 1855. In gr. 8vo. VIII en 198 bl. ƒ 2-20.
De titel doet den lezer reeds zien wat hij hier te wachten heeft, en het verhaal is aan den titel getrouw. Elk der personen die ten tooneele verschijnen, heeft zijnen strijd, en bijkans allen worden door de verleiding beproefd; maar de een wederstaat den vijand der deugd met beter gevolg dan de ander; de een triomfeert, de ander zinkt overwonnen neder. Christiaan schwats werd in zijne jeugd gedreven door eene sterke neiging om vooruit te komen. Met een veelbelovenden aanleg ging hij de wijde wereld in, om een rijk man te worden; maar kwam behoeftig terug zoo als hij was heengegaan: alleen had hij zijne kennis vermeerderd en veel ervaring opgezameld. Hij was wel niet tevreden met zijn lot, maar getroostte het zich omdat hij niet anders kon. Nu huwde hij met eene schrandere, huishoudelijke, brave vrouw, die hem een hupschen zoon schonk. Toen deze den jongelingstijd bereikte, verpandde hij zijn hart aan een meisje, dat hem wederkeerig beminde. De oude christiaan benijdde het lot van zijnen broeder, die aan een rijk huwelijk zijne welvaart en overvloed had te danken; maar wordt plotseling diens erfgenaam, en nu herleeft de oude adam in zijn binnenste, en hij valt voor de verzoeking. Hij kan zijne hooghartige wenschen bevredigen, boven allen uitsteken, en nog meer schatten verzamelen. Maar zoo ervaren als hij is, verbittert hij het leven zijner gade, en stort zijnen zoon in het ongeluk, door hem te dwingen de keus van zijn hart te verzaken, en een ander huwelijk aan te gaan. Die trouwbreuk brengt de geliefde in een fellen strijd, waarin de kracht der Godsdienst haar schraagt, doch zij later door geweld bijkans wordt overwonnen. De misdaad echter, die op roof uitging, vergaat zelve in de vlammen die zij heeft aangestoken, en de ongelukkige maria wordt door een jongeling gered dien zij vroeger miskende; en te zamen worden deze het geluk deelachtig waarvoor beproefde harten vatbaar zijn.