land beschouwd. In dit behandelt hij de polders: zoo wel die aan zee gelegen zijn, als de rivierpolders langs Rijn, IJssel, Maas, Waal en Linge. Na een oog geslagen te hebben op den oorsprong van het dijkwezen, en den ellendigen toestand waarin het zich nog in het midden der twaalfde eeuw bevond, blijkens eene aanhaling uit eene oorkonde van Keizer frederik van het jaar 1165, wordt de veertiende eeuw opgegeven als de tijd waarin de groote poldervereenigingen tot stand kwamen en de dijkregten gegeven of bekrachtigd werden, welke de grondslagen uitmaakten van reglementen en usantiën, waarop tot vóór weinige jaren nog de inrigting der meeste polders, en hunne besturen rustten. Maar een algemeen dijkregt bestond niet, de eenheid ontbrak. - De geschiedenis van het ontstaan en de invoering van het thans vigerend reglement op het beheer der rivierpolders, en zijne hoofdbepalingen worden daarop medegedeeld. Niet alle polders worden echter door het reglement beheerscht; want vele hebben geene wettig erkende besturen. Doch alle zijn opgenomen in het hier gegeven verslag: van hunne ligging, belending, en grootte zoo ver zulks doenlijk is; van de lengte en hoogte der dijken; van de gewone inkomsten en uitgaven, getrokken uit de rekeningen van de zee-polders over het dienstjaar 1850, en van de rivierpolders over dat van 1 Mei 1850 tot 30 April 1851, met bijvoeging van bijzonderheden tot het eigenaardige van den polder of zijne geschiedenis betrekkelijk: alles met aanhalingen uit oude oorkonden, vroegere en latere bepalingen, en beroep op verschillende Schrijvers.
Bij de beschouwing van den rijken inhoud van dit Boekdeel, en van de zorg en vlijt aan nasporingen, berekeningen, bepalingen en mededeelingen van zoo velerlei aard als hier voorkomen, zal men gaarne geloof geven aan de woorden van den Schrijver in zijn Voorberigt: ‘niemand weet zoo goed als ik, hoe veel moeite en tijd er aan het werk is ten koste gelegd’. Maar zijn arbeid zal niet verloren gaan. De bij het hier behandelde geïnteresseerden vernemen er een aantal voor hen wetenswaardige zaken uit, en aan dijk- en polderbesturen inzonderheid zal dit werk welkom zijn. De Schrijver smake de voldoening dat zijn arbeid op prijs gesteld worde, en medewerke tot bevordering van den welstand der aan zee en rivieren gelegen landen der Provincie, en hunne beveiliging tegen het geweld en de verwoestingen van doorbraken en overstroomingen.