land, alwaar zij ook met een wèlgestelden meester timmerman in het huwelijk treedt. Haar zoon groeit voorspoedig op; hij wordt plattelands geneesheer, en de verloofde van de behuwddochter zijner moeder. Maar wemeltien wordt weduwe, en komt weder in aanraking met den boetvaardigen willem alfing. Het kind der zonde wordt nu gewettigd, en de verleider en de verleide hereenigen zich met elkander op den avond huns levens. Langs en over dezen draad des verhaals zijn verscheidene andere draden gespannen, waaraan de woelingen van het zoogenaamde patriotisme en van de fijne oefenaars dier dagen zijn vastgeknoopt.
Nu komt de vraag op: hoe heeft de Schrijver zijne taak vervuld? Wij erkennen dat zijne pen vlug is, doch hare vaardigheid verleidt hem ook nu en dan tot al te groote uitvoerigheid. Niemand zal hem betwisten dat hij 't gewest zijner inwoning goed kent, maar 't verhaal mist evenwel op meer dan ééne plaats de kleur van den tijd. Als men, b.v., den schoolmeester te Zweelo zich onderwijzer hoort noemen, kan men zich moeijelijk een schoolmeester van 1789 voorstellen, die van ouder tot ouder Drenthenaar is. En als de S. den predikant voorstelt in zijne worsteling met de fijnen en oefenaars, aanschouwen wij veeleer een portret uit onze dagen dan uit de vorige eeuw.
Wij gelooven ook dat de Schrijver heeft misgetast in 't uitvoeren van zijne bedoeling, om de ongerijmdheid van 't geloof aan de kracht eener uitgesproken verwensching te doen uitkomen. Vrouw brinkmeijer heeft den verleider van hare dochter, en het kroost dat hij zal verwekken, verwenscht. Hij hecht daaraan, en dat is niet onnatuurlijk. Maar de S. laat hem vader worden van een kind dat blindgeboren is, en van een ander dat wegkwijnt, behekst naar 't volksgevoelen door de huishoudster van zijnen oom. Aldus geeft hij-zelf eene uitkomst aan waarin die verwensching schijnt vervuld te worden, en dat is, zoo wij meenen, de weg niet om het bijgeloof te bestrijden.
Dat herman, zoo heet de zoon, hinder heeft van de onwettigheid zijner geboorte, is niet vreemd; maar toch vinden wij 't ongepast dat hij, terwijl zijne moeder in tranen smelt naast het lijk van haren ontslapen man, reeds denkt aan een huwe-