zelfs in Roomsche landen, Sardinië en Spanje bewijzen 't, groot zijn. Daarom echter geeft Rome den moed niet op, en streeft, gerugsteund door hare hoogere en lagere geestelijken, door de monniken-orden, en door tal van lecken, vooral uit de mindere klasse, die haar blindelings toegedaan zijn, onvermoeid, en met inspanning van alle krachten, naar de bereiking van haar vurig verlangd doel. Maar, zegt men misschien: de denkbeelden zijn immers veranderd, de vroegere aanspraken zijn vervallen! - Dat de begrippen bij vele Roomschgezinden, in alle landen, zijn veranderd, is niet tegen te spreken, en dat de Paus menige aanspraak van vorige tijden laat rusten is waarheid; maar zulke aanspraken zijn daarom niet vervallen. Neen, niet uit overtuiging, maar omdat er geen kans is haar ingang te doen vinden, ziet men er voor een tijd van af, doch om ze weder te doen gelden zoodra de gelegenheid gunstig is. Waar zijn de bewijzen eener zinsverandering van het Roomsche hof? Wanneer heeft het, om maar iets te noemen, de wreede vervolgingen van andersdenkenden afgekeurd? Innocentius X verklaarde al die bepalingen van den Westphaalschen Vrede welke de regten en vrijheden der Kerk of van den Heiligen Stoel verkorteden, voor nietig, van onwaarde, en door geen verloop van tijd te wettigen; en dat protest is door den Kardinaal gonsalvi op het Congres van Weenen nog herhaald en vernieuwd. En hebben wij niet in onze dagen de Aartsbisschoppen van Posen en Keulen, met van bommel te Luik, laurent te Luxemburg, en görres te Munchen, voor de onveranderlijkheid der regten van den oppermagtigen Paus zien ijveren.
Hoe moet zich dan een wèl ingerigt Staatsbestuur jegens de Kerk van Rome gedragen? Het moet aan hare leden dezelfde burgerlijke en godsdienstige regten als aan de leden van andere Kerkgenootschappen toekennen; maar het kan die Kerk niet vrij naar hare wetten laten leven. Wil het zich-zelven niet vernietigen, het land niet aan de meest heillooze verwarring blootstellen, en den ingezetenen, Roomschen en Onroomschen te zamen, niet een onoverzienbaar heir van rampen berokkenen, dan is het verpligt, de alles overweldigende aanslagen van het Pauselijk hof te wederstaan. In het nu aangekondigde werk wordt dit overtuigend bewezen. Uit de bepalingen van het Kanonieke regt, uit Pauselijke bullen, allo-