Zijn deze opschriften reeds geschikt om de belangstelling van den bedrukte die om zijne ontslapenen weent, in hooge mate te trekken - de opgave van den inhoud, achter het werk geplaatst, waar de deelen en onderdeelen, in welke de overdenkingen zijn gesplitst, en voorts de geheele gang van het betoog worden aangeduid, geeft reeds allen grond tot de verwachting dat hier een rijke schat is neêrgelegd. Die verwachting wordt ook bij de lezing der stukken niet teleurgesteld. Christus, Gods openbaring in Hem, is het fondament, waarop hier van den beginne tot het einde wordt gebouwd, en wij vinden daarin eene groote verdienste van dezen arbeid. Moge het blijkbaar zijn aan den vorm, dat wij leerredenen ontvangen, die misschien, hier en daar met eenige verandering, reeds in de Gemeente des Eerw. S. werden uitgesproken, - wij behooren niet tot hen die er aanmerkingen op zullen maken. Hoe menigeen die ze tot zijne vertroosting den voortreffelijken Evangeliedienaar hoorde uitspreken, zal ze in dezen bundel welkom heeten, en bij de lezing van hetgeen vroeger gehoord was, nieuwe voortreffelijkheden ontdekken! De preekmanier van van velzen heeft niets gemeen met die van hen welke in eene zee van hoogdravende woorden slechts een droppeltje waarheid geven, maar vordert een publiek dat geleerd heeft te denken. Van daar dat de lezer, die nu en dan eens kan ophouden om het een of ander te herlezen en te overwegen, aan deze overdenkingen méér zal hebben dan de hoorder aan de preken hebben kon. Heeft de Schrijver niet de resultaten willen geven van een wijsgeerig nadenken; - de wijze waarop hier de geloovige put uit de bron des Evangelies, toont genoeg dat het wijsgeerig nadenken hem geene vreemde zaak is. Hier en daar zouden wij meenen dat hij onder het schrijven niet altijd even duidelijk bewust is gebleven dat hij een ‘Huisboek voor Christelijke Gezinnen’ schreef. Zie onder anderen bl. 68 en 69. Het zou den
bekwamen Godgeleerde zeker niet moeijelijk vallen, op sommige plaatsen zijne stijl en taal eenigzins in te rigten naar de vatbaarheid van gewone lezers; terwijl het gewis de waarde van het boek ook voor den meer ervarene niet zou verminderen, indien het van uitdrukkingen, als: ‘catastrophe, interpretatie, levensperiode, ons ongeëigende verschijningen’, enz., geheel wierd gezuiverd. Intusschen doen wij gaarne hulde aan het streven van den Schrijver om door