No. 2. Duitsche Spraakleer; waarom niet liever Hoogduitsche Spraakleer? - Dit boek komt ons voor met bijzonder veel studie bewerkt te zijn; het heeft over het geheel een geleerd voorkomen, en toont dat de Schrijver met vlijt gebruik heeft gemaakt van de nieuwste werken die over de Hoogduitsche taal handelen. Voor jonge, beginnende leerlingen is het daarom welligt minder geschikt; maar des te meer voor de zoodanigen die aan gymnasiën en andere hoogere leer-inrigtingen dan de gewone lagere school, onderrigt ontvangen. Als zoodanig bevelen wij het denzulken volgaarne aan; vooral ook aan jeugdige onderwijzers, die, na vertrouwd te zijn geworden met de eerste gronden der Hoogduitsche taal, zich meer wetenschappelijke denkbeelden van die taal willen eigen maken. Het volledige dat deze Spraakleer bijzonder onderscheidt, en de vele juist gekozene voorbeelden en oefeningen maken haar tot een werk van hooge waarde.
No. 3. Het werk van den Heer b. is in aard en strekking meer geschikt voor het eerste onderwijs in de Hoogduitsche taal. De verschillende taaldeelen worden er op eene bevattelijke en regelmatige wijze in afgehandeld, en telkens gevolgd door een aantal opstellen ter vertaling. De meerdere gemakkelijkheid komt vooral uit in de behandeling der regels van de verbuigingen, vervoegingen, enz. Zij zijn doorgaande ligter te bevatten dan die van het werk van den Heer stahl de boer. De Heer b. heeft voor het overige een gepast gebruik gemaakt van de nieuwste uitbreidingen welke de studie der Hoogduitsche taal in Duitschland zelf verkregen heeft.
No. 4. Houdt, als ware het, den middelweg tusschen No. 2 en 3. Wij vinden hier de regels der Hoogduitsche taal volgens heyse's leerboek uitvoerig genoeg behandeld, maar de uitdrukkingen zijn meer ingerigt voor het begrip van weinig gevorderden dan bij No. 3. Wij doen daarbij opmerken dat het stelsel der sterkere en zwakkere verbuiging hier in zijne volle kracht is toegepast; echter erkennen wij dat deze leerwijze, hoezeer wij die anders voor het elementair onderwijs niet de verkieselijkste achten, door Dr. brill op eene buitengewoon duidelijke wijze is ontwikkeld; zóó zelfs, dat wij er geene zwarigheid in zouden vinden, ze voor de lagere scholen aan te bevelen. De reeds lang bekende opstellen van hamelberg maken het praktisch gedeelte van dit werk uit, dat met regt eene veel verbeterde en omgewerkte uitgave van hamelberg's spraakkunst mag heeten.
Wij hebben getracht in weinige woorden het kenmerkende van elk dezer werken over de Hoogduitsche taal mede te deelen, - zonder in eene meer opzettelijke beoordeeling te treden. Wij wenschen aan allen eene goede ontvangst bij het publiek, en hopen voor langen tijd bevrijd te blijven van de aankondiging van nieuwe Hoogduitsche leerboeken van denzelfden aard.