nog meer de Inleiding tot het werk, waarin de S., in korte, duidelijke trekken, de gronden opgeeft, waarop hij zijn stelsel van opvoeding wil bouwen. Zij zijn, onder anderen, dezen: ‘Voed het kind op tot een regt bruikbaar en nuttig lid van de Maatschappij waarin het leeft; maar verlies hierbij nimmer uit het oog dat het in en door dit leven moet gevormd worden voor den hemel.’ - ‘Vang de opvoeding van het kind zinnelijk aan, en tracht langs den weg der aanschouwing zijnen redelijken en zedelijken aanleg in harmonische ontwikkeling te brengen met zijne zinnelijke natuur.’ - ‘Geef bij de opvoeding behoorlijk acht op de eigenaardige natuur en de uiterlijke omstandigheden van het kind.’ - Alles na te gaan wat er over opvoeding en onderwijs gezegd wordt, komt met den aard en de strekking van ons tijdschrift niet overeen; maar wij willen toch met ééne aanhaling en een paar aanwijzingen doen zien dat ons gunstig oordeel het gevolg is van eene meer dan vlugtige inzage. Onder het vele goede dat over de gehoorzaamheid wordt gezegd, troffen ons de zoo duidelijke als bondige grondregelen, op bl. 31, waarvan wij er enkelen laten volgen: ‘Het is der kinderen pligt u te gehoorzamen.’ - ‘Zijt spaarzaam met uwe bevelen.’ - ‘Sta er streng op dat het bevolene stipt gedaan worde.’ - ‘Men bevele altijd met verstand en bedachtzaamheid.’ - ‘Men gebiede steeds met ernst en liefde, en nimmer in luim en drift.’ - Het begin van Hoofdstuk III, Opvoeding tot Vroomheid, pag. 51 en volg., zouden wij gaarne willen afschrijven; moge het vele lezers vinden! De vierde § van hetzelfde Hoofdstuk, handelende over Straf en Belooning, is even helder gedacht als voorgedragen. Wij houden deze Kweekschool voor een werk dat allezins verdient om niet alleen door moeders en hoofden van
bewaarscholen, maar door allen die belang in de opvoeding stellen, onderzocht en gewaardeerd te worden; immers van de eerste opleiding hangt de gelukkige uitslag der volgende grootendeels af. Een paar aanmerkingen willen wij ons veroorloven. Op bl. 4, reg. 15 v.b., heeft de S., naar het ons voorkomt, het godsdienstig gevoel met het begeer- of wilvermogen verward; en in de aanbeveling der spelen zijn No. 11 en 12, op bl. 117, dunkt ons, niet onvoorwaardelijk goed te keuren: de ondervinding heeft het gevaarlijke dier spelen meermalen aangetoond.