De Familie clifton. Naar het Engelsch van Mrs. ellis, Schrijfster van: ‘Pligt en roeping der Vrouw’. Twee Deelen. Te Amsterdam, bij Gebroeders Kraay. 1854. In gr. 8vo. 543 bl. ƒ 5-75.
Er is geene taak zoo moeijelijk en bezwarend als die van welke men van nature een afkeer heeft, en geene staat ook zoo zeer aan mislukking bloot. Daarentegen schijnt er bijna geene grens te bestaan voor hetgeen zij vermogen die naar hunnen aard en aanleg leven en werken. Al wat wij doen om ons-zelven en anderen dát geluk deelachtig te doen worden, getuigt van verstand en belangstelling in eigen en anderer heil; dáárin ligt bijkans ook de geheele wetenschap voor dit leven. Gelukkig voor ons, dat er eene Wijsheid is, die onze behoeften ziet, en weet waar wij behooren te staan; dat er eene Liefde is, steeds gereed om onze misslagen ten goede te wenden; dat er een God is, die de magt heeft om alles te leiden naar Zijnen raad.
Dit kan men het thema noemen van 't stuk, dat in ‘de Familie clifton’ gespeeld wordt. De Heer clifton, een koopman uit de City, heeft maar één doel dat hem ter harte gaat: hij arbeidt om altijd nog rijker te worden, tot dat hij er ziekelijk onder wordt. Zijne echtgenoote treedt meer op den voorgrond. Zij is eene voortreffelijke vrouw; maar weet dat, en rekent te veel op de waarde van hare besluiten. Zij ziet daarbij vooruit, maar te ver en verkeerd, en bepaalt voor elk eene toekomst naar haren smaak, waarin zij hem dwingen wil zich te schikken.
Zij bezat vijf kinderen. Robert, den oudsten, bestemde zij tot opvolger in 's vaders handelhuis, dat hij, zoo verbeeldde zij zich, magtig zou uitbreiden. Daarbij droomde zij van stadseereposten, aldermanswaardigheden, en groote prachtmalen van de autoriteiten der City; verder in het verschiet zag zij eereblijken en ridderlinten. Seymour, den tweeden zoon, dacht