Het Menschelijk Leven in drie Woorden. Door C.E. van Koetsveld.Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1854. In kl. 8vo. 176 bl. ƒ 2-:
‘Welke zullen die drie woorden zijn, waarin geheel het menschelijk leven vervat is?’ - vraagden wij met belangstellende nieuwsgierigheid bij het opvatten van dit boekje, en wij vonden: hoop, teleurstelling, en herinnering. Wij kunnen het niet ontveinzen dat een groot gedeelte van onze hoop bij die sombere levensopvatting in teleurstelling overging. Met die drie woorden voor ons wierpen wij een blik op ons eigen levenspad, en in het ronde op zoo menig ander leven, en kwamen tot de overtuiging: dat deze treurige levensbeschouwing, Gode zij dank! niet altijd doorgaat, maar tallooze uitzonderingen en wijzigingen in de werkelijkheid heeft. Er ligt voor ons iets duisters en moeijelijks over dit werkje, iets van het ingewikkelde dat ons bij des Eerw. Schrijvers leerredenen wel eens doet vragen: of de wijsgeerige Prediker en de populaire novellen-schrijver waarlijk één en hetzelfde wezen is. Wat de Schrijver beoogd heeft, blijkens zijne opgave in de voorafspraak en het naschrift, heeft hij geenszins zoo klaar aangetoond, dat het voor alle lezers even duidelijk zal zijn, al koos hij zich eene beeldengalerij uit het zeer alledaagsche. Te vergeefs heeft hij, dunkt ons, gepoogd zich van den hem eigen trant te ontdoen, en het mikroskopische in zijne teekening te vermijden; hij is er meer dan ooit in vervallen, en het heeft hem ditmaal belet zijn voornemen te volbrengen om het leven te malen in breede trekken, ja, in één enkel groot beeld. De lezer verliest, dunkt ons, bij de menigte van figuren den draad des geheels, en de uitvoerigheid der deelen vermoeit zijn geest te zeer om het plan te genieten; terwijl van den anderen kant die beelden in hun vlugtig verschijnen en snel aftreden hem niet genoeg boeijen, om, zonder regt begrip van het oogmerk hunner verschijning, er veel belangstelling voor te koesteren. In één woord: ondanks de
veelzijdige verdienste door welke dit geschrift zich wederom kenmerkt als de geestesvrucht van een kundig en gevoelvol Auteur, stellen wij het toch beneden menig ander werk des Eerw. Schrijvers; ofschoon wij altijd hulde doen aan zijne gave van op-