geefs met grootvaders paruik heel deftig poogt te maken. Het eenige dat wij oudachtigs in zijne schetsen vinden, is, nu en dan, de herhaling van aardigheden onder te weinig gewijzigde vormen. Daarentegen moest zulk een oud deftig Heer zich niet verwaardigen om ‘uijen’ te verkoopen, en schoolsnakerij te venten.
Het ‘badinetje, de parapluie en de speer’ is eene schets vol geest en bevalligheid, die alleen ontsierd wordt door de leelijke prentjes. - De ‘arme sukkel’ beviel ons minder; wij vreezen dat de tevredenheid overspanning zal zijn geweest bij den sukkelaar. - De ‘oude vrijsters’ hadden ons bijna weder met den ouden smits gebrouilleerd: - zoo iets onedelmoedigs had Mevrouw smits maar tot papillotten of iets anders moeten gebruiken. - Eene ‘buitenpartij’ en ‘een weekje pleizier’ zijn echt luimige schetsen, die de zwartgalligste bui verdrijven kunnen; doch het einde kroont het werk met: ‘Iets uit den tijd, toen ik nog een lief vers maakte’. Het satirieke is hier op de aangenaamste wijze aangebragt, en er wordt niets over den hekel gehaald dan wat het ook wél verdient.
Te vergeefs hebben wij naar eenigen ‘humor’ gezocht in deze bundels, en naar onze overtuiging is die er ook niet in; daartoe zijn deze schetsen nog te populair, dat wil zeggen: te gelijkvloers. De geestige Schrijver heeft zéér veel vernuft en eene zeldzame gave van fijne opmerking, maar om tot humor te komen ontbreken hem nog de diepte en de verhevenheid. De humorist schrijft als iemand die geleden heeft; - smits schrijft als iemand wien 't goed gaat en die pret heeft. Ook kunnen wij niet geheel instemmen met degenen die hem een hekelschrijver noemen. Hij hekelt, maar niet zoo doordringend dat het betert; hij spot, maar niet met hetgeen 't meest zou beschamen; hij zweeft doorgaans luchtig over de pijnlijke plaatsen heen, en ook dáárom is hij zoo gezocht bij het groote publiek, dat zoo gaarne joolen en lagchen wil.
Ga intusschen voort, oude Heer! ons in uitspannings-uren te vergasten; maar ontzie de vroomheid en de jaren, en schrijf niet weêr over Soirées Chrétiennes of over oude vrijsters.
Wij behoeven wel niemand te verzekeren, dat wij de geschriften van dezen ouden Heer bij ieder aanbevelen.