heeft in deze Verhandeling blijken gegeven van groote belezenheid, en er volkomen zijn doel mede bereikt om aan de Amsterdamsche regering van dien tijd den lof te schenken die haar toekomt, voor de afwending van het groote gevaar waaraan de stad, ja, geheel Holland toen was blootgesteld.
Het daarop volgende stuk, weder van den Schrijver zelven, is eene ‘Verhandeling over de eenvoudige leefwijze der Amsterdammers in vroeger tijd’. De S. heeft hier het oog gehad op de leefwijze der Amsterdammers in de eerste helft, en nog meer bepaald het midden der zeventiende eeuw. Men vindt hier vele bijzonderheden over de leefwijze onzer voorouders, op onderhoudende wijze voorgedragen. De aanteekeningen, achter deze Verhandeling, doen den S. weder kennen als een navorscher, die van de gelegenheid, waarin hij geplaatst is, om de archieven van stad en gewest te doorzoeken, een ijverig en gepast gebruik maakt, en aan zijne geschriften eene hooge, blijvende waarde weet bij te zetten.
Het verslag aangaande ‘De leefwijze der Amsterdammers in het begin der negentiende eeuw’, is een bevallige tegenhanger van het voorgaande. Het is een verslag door den toenmaligen Maire van Amsterdam, van brienen tot de Groote Lindt, aan den Prefect de celles ingezonden, die dat, met andere Verslagen, op aanschrijving van het Fransche Gouvernement had doen vervaardigen. (De overige Verslagen hopen wij insgelijks te ontvangen.)
Behalven eene Verhandeling van Dr. s.: ‘Over het leven en de werken van bartholomeüs van der helst’, vinden wij ook nog vele andere opgaven die van belang zijn te achten. Zoo vinden wij: ‘Belooningen aan schilders voor het maken van schilderijen op het stadhuis’; - ‘eenige oudheden en zeldzaamheden in de Rariteitskamer, behoorende tot het archief van Amsterdam’; - ‘de grafelijke beeldjes van eikenhout in dezelfde kamer’, met schoone gravuren van den Heer c. ed. taurel; - ‘Traktementen van Predikanten’; - ‘eigenhandige Aanteekeningen van j. wagenaar bij zijne beschrijving van Amsterdam’; - ‘Verbaal van het gepasseerde te Amsterdam bij de receptie van den Prins en (de) Prinses van Oranje in 1734’; - ‘eenige merkwaardige posten uit de rekeningen der stads-Thesaurie’, enz.
Onze lezers zien uit deze opgave van hoe veel belang het