dat van Leiden, zamengesteld uit ongelijksoortige bestanddeelen, wat leeftijd, gaven en geestesrigting betreft, zich tot zulk een arbeid vereenigt en met de vrucht van onderlinge zamenwerking te voorschijn treedt. Zou er niet uit blijken dat de Kerkelijke geschillen van onze dagen, bij wederzijdsche welwillendheid der Predikanten, grootendeels kunnen worden bijgelegd, en dat er althans zamenwerking mogelijk is ten nutte der Gemeente, ook zonder volkomen overeenstemming van denkwijze en geloofsbegrip? Maar bovendien wekt zulk eene gemeenschappelijke werkzaamheid van velen aanstonds het gunstig vermoeden op, dat daardoor iets in zijne soort regt bruikbaars en voortreffelijks zal zijn tot stand gebragt. Waaraan anders zou het toch wel moeten toegeschreven worden, dat het getal der Onderwijsboekjes zóó zeer vermenigvuldigt in onze dagen, dan daaraan: dat de uitgegevene doorgaans, ook bij goeden aanleg, te veel individuëels bezitten, waardoor zij minder geschikt zijn voor algemeen gebruik? Er zijn, wij erkennen het, die op dezen regel eene uitzondering maken, en dan ook in veler handen zijn; maar verreweg de meesten toch, door één enkele opgesteld, lijden aan het opgegeven gebrek, dat niet verholpen kan worden, ten zij velen zich vereenigen tot hetzelfde doel. Dit nu hebben de Leidsche Predikanten, negen in getal, met goed gevolg beproefd, en er is geen twijfel aan, of zij hebben een nuttig werk verrigt, dat goede vruchten zal dragen.
Het eerste Stukje, dat de ‘Bijbelsche en Kerkelijke Geschiedenis’ behelst, werd reeds vroeger door ons met hoogen lof aangekondigd (Vaderl Letteroefeningen, Boekbesch. 1854, bl. 437) en heeft kort daarop ook den tweeden druk beleefd. Zóó weinig ons dit bevreemdt, zóó zeer gevoelen wij ons gedrongen om van ons gunstig oordeel, daarover toen uitgesproken, niet het geringste terug te nemen, nadat wij zelven begonnen zijn het met onze leerlingen te gebruiken, en het alzoo door eigene ervaring meer van nabij hebben leeren kennen. Het vereenigt met der daad al de vereischten in zich waarop wij bij het onderwijs prijs stellen, en verdient in ons oog de voorkeur boven verreweg de meesten die in dit genre vroeger het licht zagen. Het is bovendien in deze uitgave nog verbeterd, daar de Redactie het doelmatig heeft gekeurd, de vier Hoofdstukken No. 2, 3, 4, 5 van de eerste uitgave,