genootschappelijk uit te spreken wat zij als Bijbelleer belijden. Zij doen zulks, vooreerst: omdat het hun onmogelijk schijnt, de gemeenschappelijke geloofsovertuiging der geheele Gemeente uit te spreken; en, ten andere: omdat Kerkelijke belijdenisschriften aanleiding tot verdeeldheid en twist kunnen geven, en alzoo het onbetwiste genot der geloofsvrijheid belemmeren.
Ten andere vinden wij hier, nadat de leer des doops vrij uitvoerig behandeld en de bejaarden-doop vooral uit dit oogpunt gehandhaafd is, dat de doop eene eigene handeling is en zijn moet van den gedoopte zelven (bl. 83), het volgende gezegd, dat van groote, prijzenswaardige gematigdheid getuigt: ‘Hoewel de Doopsgezinde vasthouden moet aan den bejaardendoop, omdat hij eene instelling des Heeren is, en omdat de beschouwing des doops niet zonder beteekenis is voor de beschouwing des geheelen Evangelies, zoo moet hij aan den anderen kant den doop op zich-zelven niet als eene hoofdzaak in het Evangelie beschouwen. Nergens wordt geleerd dat wij door den doop, overal dat wij door het geloof geregtvaardigd worden. Ook paulus beschouwde den doop niet als eene hoofdzaak; want, zegt hij, christus heeft mij niet gezonden om te doopen, maar om het Evangelie te verkondigen, 1 Kor. i: 17. En zij, die als kinderen gedoopt zijn, maar later openlijk belijden, dezelfde genadegaven van christus aan-, en dezelfde verpligtingen op zich te nemen, als de doop afschaduwt, zijn daardoor ook ten volle leden van christus' Gemeente geworden. Rom. ii: 26. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd! Al zijn wij voor ons zelven van onze meening overtuigd, zij, die hunne kinderen laten doopen, doen zulks uit den geloove en den Heere, gelijk wij uit den geloove en den Heere doen wat naar onze overtuiging 's Heeren gebod is. Men leze Rom. xiv.’ - Hoe gunstig steekt dit echt verdraagzaam oordeel af bij den scherpen toon die wel eens door Doopsgezinden in onze dagen werd gevoerd tegen andersdenkenden! Wij verblijden er ons hartelijk over.
Eindelijk vindt men hier - zonderling genoeg! - (bl. 104) de zoogenaamde Groninger school in ons Vaderland niet oneigenaardig gekarakteriseerd. Zij kenmerkt zich, lezen wij, 1o. door het op den voorgrond stellen van den persoon van christus, en den levenden christus in de Gemeente; 2o. door hare