Brief aan een Vriend over Kerkelijke aangelegenheden dezer dagen, door L. Merens, Pred. te Utrecht. Gedrukt ten voordeele der Hervormde Diakoniescholen. Te Utrecht, bij Kemink en Zoon. 1855. In gr. 8vo. 28 bl. ƒ: -40.
Dit boeksken bevat, behalve den brief, waarvan de titel spreekt, de adhaesie, zoo als zij heet, aan het laatste programma van ‘Ernst en Vrede’, door Dr. merens ten vorigen jare aan dat Tijdschrift toegezonden en in den vorm eener bijlage hier mede afgedrukt. Elk, wie die adhaesie gelezen heeft, zal zich met ons verblijd hebben over de gematigde gevoelens, door den Schrijver, te midden der tegenwoordige Kerkelijke woelingen, daarin onbewimpeld blootgelegd. En in antwoord op de vraag: waarom hij zich niet gevoegd heeft bij hen die geprotesteerd hebben tegen hetgeen in de bekende beroepingszaak der Heeren meyboom en zaalberg geschied is? beroept hij zich nu op de aldaar door hem ter nedergestelde beginselen, waardoor hij meent eens voor altijd gesproken te hebben. Hij heeft daarmede, onzes inziens, vrij wat verstandiger gehandeld dan de onderteekenaars van het bovengenoemde protest, en merkt bovendien te regt aan, dat het gemakkelijker zou zijn geweest, tegen de laatste uitspraken der Synodale Commissie of haar beginsel in beroep te komen, indien die Commissie niet als Hof van Cassatie geoordeeld en naar de aangenomene jurisprudentie alleen nagezien had, of er in de aanvrage om cassatie termen daartoe bestonden, terwijl, eindelijk, die Commissie, volgens de aan haar verstrekte magt, geene verantwoording van hare jurisdictie aan de Synode schuldig is. Deze eenvoudige opmerking, die elk, der zake kundig, had kunnen maken, stelt het gehouden gedrag der Predikanten die met groot gedruisch geprotesteerd hebben, in een hoogst dubbelzinnig licht en breekt over den inhoud van hun opzienbarend protest den staf. Hadden zij naar Br. merens gehoord, zij zouden zich het verdriet bespaard hebben, dat thans uit hunne ongepaste en onvruchtbare handelwijze onvermijdelijk voortvloeit. Maar het gaat in onze dagen als in die van rehabeam: de raad van oude lieden wordt verworpen
en die van jonge menschen ligtvaardig opgevolgd. Mogt men nu slechts door schade wijs willen worden!