| |
Don quichote van de Mancha, door Michaël Cervantes de Saavedra.Uit het Spaansch vertaald door Mr. c.l. schuller tot peursum. (Uitgave van de Klassieke Schrijvers van het Buitenland.) 1e en 2e Aflevering. Te Haarlem, bij A.C. Kruseman. 1854. ƒ 2-10.
Onder de Klassieke Schrijvers van het Buitenland, van wier
| |
| |
meesterstukken slechts zeer gebrekkige vertalingen bestaan, die daarenboven nog verouderd of uit den handel zijn, verdient allezins de Don Quichote van de Mancha spoedig aan de beurt te komen, wanneer er sprake is om van die meesterstukken nieuwe vertalingen in gekuischte stijl en taal aan het publiek aan te bieden. Eene dergelijke zeer gewenschte en hoogst nuttige onderneming is, op het voetspoor van de voornaamste Landen van Europa, ook in óns Land en in ónze taal aangevangen door den verdienstelijken Haarlemschen Uitgever a.c. kruseman. En de vertaling, regtstreeks uit het Spaansch, van den sedert ruim twee eeuwen door de geheele wereld met roem bekenden Don Quichote is aanvaard door Mr. c.l. schuller tot peursum; van wiens werk echter nog slechts de eerste twee Afleveringen met den oorspronkelijken tekst door mij konden vergeleken worden.
Michaël cervantes de saavedra, de zoo te regt hoog geroemde Schrijver van den Don Quichote, werd in 1547 te Alcala de Henares geboren uit aanzienlijke, doch niet zeer bemiddelde ouders. En zoo groot is de roem, dien Spanje na zijn dood op hem heeft gedragen, dat nog zes andere plaatsen, met name: Madrid, Sevilie, Lucena, Toledo, Esquivia en Alcazar de San Juan y Consuegra, gedurende eenigen tijd naar den roem gedongen hebben van hem binnen hare muren te hebben zien geboren worden, tot dat het eindelijk op de meest wettige en overtuigende wijze bleek, dat het reeds genoemde Alcala de Henares zijne geboorteplaats is. Reeds in zijne jeugd beoefende hij vlijtig de dichtkunde, doch muntte daarin niet uit. In 1568 verliet hij zijn vaderland en trok, in het gevolg van den Kardinaal aguaviva, naar Rome, deels om in zijn levensonderhoud te voorzien, ten deele om de wereld te zien en fortuin te maken; want met dat doel begaven zich toen ter tijd zeer vele zonen uit de aanzienlijkste Spaansche geslachten in dienst van den Paus of van de Kardinalen. In 1570 trad hij in dienst bij de Spaansche troepen, in Italië in bezetting, en woonde als gewoon soldaat den grooten zeeslag bij, die op den 7den October 1571 in de wateren van Lepanto op de Turken gewonnen werd. Bij die gelegenheid lag cervantes ziek aan de koorts, om welke reden de bevelhebber der galei mitsgaders zijne makkers wilden, dat hij in het vooronder der galei zou blijven en geen deel aan den strijd nemen.
| |
| |
Hij echter, daarover verontwaardigd, eischte van den bevelhebber den gevaarlijksten post. Aan zijn verlangen werd voldaan, en hij en zijne makkers streden zoo heldhaftig, dat die galei alléén 500 Turken doodde, mitsgaders den kommandant van het Admiraalschip van Alexandrië. In het heetst van den strijd bekwam hij twee schoten in de borst en een in de linkerhand, die daardoor verminkt bleef.
Nog vier jaren bleef hij dienen onder Don jan van oostenrijk, tot dat hij de krijgsdienst in zoo ondergeschikten rang moede, en de belooning wenschende te ontvangen, verschuldigd aan de menigvuldige door hem bewezene diensten, verlof verzocht om naar het vaderland terug te keeren, dat hem door Don jan verleend werd, onder bijvoeging van brieven van aanbeveling voor den Koning; waarbij hij Z.M. verzocht, hem het bevel op te dragen over eene der compagniën, die in Spanje voor Italië werden geformeerd, en zulks wijl hij die gunst en onderscheiding door zijne uitstekende verdiensten dubbel waardig was. Hiervan voorzien, begaf hij zich, te gelijk met zijn broeder rodrigo cervantes, die eveneens als gewoon soldaat gediend had, mitgaders met eenige aanzienlijke Spaansche krijgslieden, te Napels scheep op eene Spaansche galei, die op den 26sten September 1575 op haren overtogt naar Spanje door drie Algerijnsche galjooten, onder aanvoering van den kaperkapitein dali mami, besprongen en na een hardnekkigen, doch wegens de groote overmagt vruchteloozen tegenstand genomen werd; ten gevolge waarvan zij gevankelijk naar Algiers werden gevoerd en cervantes slaaf werd van het genoemde opperhoofd, die tot zijn ongeluk de bovenvermelde brieven van aanbeveling bij hem vond, en dezelve niet regt verstaande, hem voor een persoon van veel naam en hoogen rang hield, dientengevolge een zeer aanzienlijken losprijs voor hem hoopte te bekomen, en ten einde des te eerder daartoe te geraken, hem buitengemeen hard behandelde en boven mate kwelde.
Wel trachtten zijne ouders in 1577 hem los te koopen, waartoe zij al hunne bezittingen, mitsgaders den bruidschat hunner beide dochters te gelde maakten; doch het beloop van een en ander, naar Algiers overgezonden zijnde, bleek veel te gering voor den onverzadelijken gouddorst van dali mami. Dientengevolge begeerde cervantes dat de geheele som, be- | |
| |
stemd voor beide, zou besteed worden om althans zijn broeder rodrigo van het juk der slavernij te bevrijden, 't welk gelukte. Doch cervantes moest in dat harde lot zich nog blijven voegen tot in September 1580, toen hij eindelijk voor de zoo aanmerkelijke som van 500 gouden kroonen, ten deele verstrekt door zijne inmiddels weduwe geworden moeder en eene zijner zusters, ten deele door anderen tot dat einde geschonken, en voor het ontbrekende gedeelte bij in Algiers wonende kooplieden ter leen opgenomen, werd vrijgekocht.
Met de grootste bewondering en hoogschatting wordt men jegens cervantes vervuld, wanneer men in 's mans levensbeschrijving van de navarrete leest, hoe voorbeeldig en hoogst edelmoedig hij zich gedurende de vijf lange jaren zijner slavernij gedroeg. Het was steeds zijn onvermoeid streven om het harde lot zijner ongelukkige medebroeders zoo veel mogelijk te verzachten, door geldelijken onderstand, raadgevingen als anderzins. Door zijne meer dan gewone bedrijvigheid en schranderheid had hij meermalen gelegenheid om te ontvlugten, doch hij wilde dit nimmer beproeven, zonder er tevens een zoo groot mogelijk getal zijner lotgenooten in te doen deelen. En dit edel streven was altijd, gelijk wel te verwachten was, oorzaak, dat zijne pogingen òf verraden òf ontdekt werden, waarna hen die betrapt werden, de wreedste straffen en mishandelingen wachtten. En ten einde hen daarvan zoo veel mogelijk te bevrijden, dreef hij de edelmoedigheid zoo ver, van tegen de waarheid aan op te geven en standvastig vol te blijven houden, dat hij hen allen tot de ontvlugting verleid had; welke daad hem onfeilbaar de wreedste doodstraf zou hebben berokkend, wanneer zijn meester hem niet het leven had laten behouden in de hoop van later nog een aanzienlijken losprijs voor hem te bekomen. Tot viermalen toe bragt hij met de meest mogelijke inspanning en onder de grootste gevaren eene zamenspanning op groote schaal tot stand, zoodat al de Algerijnen hem begonnen te vreezen, en de Aga azan, in wiens bezit hij in 1577 uit dat van dali mami was overgegaan, hem, en zulks niet ten onregte, begon te verdenken van het plan, om Algiers in opstand te brengen en met de 25000 gevangenen, die men daar had, zich van dat roofnest meester te maken en het aan Koning filips II over te leveren, om het tot een deel der Spaansche monarchie te maken. Een en ander deed den Aga meermalen
| |
| |
zeggen, dat zijne stad, zijne gevangenen en zijne schepen veilig waren, als hij dien verminkten Spanjaard maar goed liet bewaken.
In zijn vaderland teruggekeerd, nam hij al dadelijk weder deel aan de verovering van Portugal en de expeditie tegen Terceira. In 1584 huwde hij te Esquivia met Dona catalina de palacios salazar, en diende vervolgens den Staat in verschillende administratieve betrekkingen, welke hem echter naauwelijk genoeg voor zijn levensonderhoud opleverden, zoodat hij steeds met zeer bekrompen geldelijke omstandigheden te worstelen had. - Behalve zijne verzen schreef hij ook vele tooneelstukken en novellen, die echter alle zeer in de schaduw gesteld werden door zijn Don Quichote, waardoor hij zich een onsterfelijken naam maakte, doch die niet belette, dat hij zijne laatste levensjaren te Sevilie, Valladolid en Madrid, waar hij in 1616 stierf, groot gebrek moest lijden. Want hoe geëerd hij ook na zijn dood in en buiten zijn vaderland zij geworden, bij zijn leven liet men hem schier van honger omkomen.
De overlevering verhaalt: dat, toen de Don Quichote in het licht verscheen, deze aanvankelijk met onverschilligheid ontvangen werd, en dat toen cervantes, om er de aandacht op te vestigen, een naamloos geschrift uitgaf, de Buscapié getiteld, waarin hij op schrandere wijze schijnbaar den Don Quichote critiseerde, maar er eigenlijk de menigvuldige schoonheden van deed uitkomen, en aantoonde dat het doel van het werk was: de schadelijke ridder-romans te verbannen, en dat de er in voorkomende personen, ofschoon verdicht, echter eenige betrekking hadden op het karakter en sommige ridderlijke daden van karel V en van Spaansche Grooten, die hem trachtten na te volgen. De waarheid dezer overlevering is onlangs door den Heer pellicer bestreden, maar een geloofwaardig Schrijver van dien tijd, Don antonio ruidiaz, verzekert den Buscapié gezien en gelezen te hebben. Doch hoe het daarmede ook gelegen is, hetzij dan ten gevolge van den Buscapié of niet, nog in hetzelfde jaar 1605 waarin het Eerste Deel verscheen, waren er reeds vier uitgaven noodig, en werd het tevens ook ter perse gelegd in Frankrijk, Italië, Portugal en Vlaanderen. Montesquieu, de beroemde Schrijver van L'Esprit des lois, noemt den Don Quichote het eenige goede boek dat de Spanjaarden hebben. En dit sedert filips II in
| |
| |
taal en letterkunde schier geheel stationnair gebleven volk schijnt er eveneens over te denken, want de Don Quichote wordt in de volksscholen nog als leesboek gebruikt, wegens den echt klassieken Castiliaanschen stijl; gelijk ons verzekerd wordt door den Duitschen Natuurkundige moritz willkomm, die van 1844-1846 Spanje in alle rigtingen heeft doorkruist; welke Schrijver mede verhaalt, dat hij in de Mancha de zeden en gewoonten, de kleederdragt, de herbergen, kortom alles nog eveneens gevonden heeft, zoo als cervantes ze beschrijft.
Mr. schuller tot peursum bewijst door zijne nieuwe vertaling van den Don Quichote eene groote dienst aan het Nederlandsche publiek, dat thans op eene aangename en onderhoudende wijze kan kennis maken met dit meesterstuk der Spaansche letterkunde. De naam van Don quichote en de Don Quichoterie plegen bij vele gelegenheden op veler lippen te zweven, maar zeer weinigen kennen het Spaansch en hebben hem dus in het oorspronkelijke kunnen lezen, en ook niet zeer velen meer kennen hem uit verouderde en gebrekkige vertalingen. Schier iedereen spreekt, wanneer de gelegenheid het meêbrengt, van den persoon en de zaak, terwijl slechts zeer weinigen zijne geschiedenis gelezen hebben en dus met kennis van zaken over hem spreken. Het veel omvattende werk eener nieuwe vertaling is door Mr. schuller met ijver aangevangen en reeds ten deele volbragt. Die vertaling mag, voor zoo ver schrijver dezes ze uit de eerste twee Afleveringen heeft leeren kennen, in alle opzigten goed geslaagd worden geacht, wanneer men het moeijelijke van de taak in aanmerking neemt, om zulk een werk, dat twee-honderd-vijftig jaren oud is, en in een geheel ander land te huis behoort, in onze taal weder te geven in vloeijenden stijl en op eene met den geest van den tegenwoordigen tijd strookende wijze. Deze moeijelijkheid verschoont dan ook grootendeels de voornaamste grieve, welke ik tegen den arbeid van Mr. schuller heb, namelijk dat men onder het lezen wat ál te veel en wat ál te dikwerf kan opmerken, dat men geen oorspronkelijk verhaal, maar eene vertaling leest.
Op bl. 28, reg. 13 v.o., merk ik aan, dat onze taal geen ablativus absolutus toelaat. En op bl. 121 pastor de ganado door herder van veel aanwinst, in stede van door veehoeder vertaald vindende, roep ik den geachten Vertaler het quandoque
| |
| |
dormitat bonus Homerus toe. Ook kan ik, als blijk van ál te woordelijke vertaling, niet onvermeld laten bl. 56, waar men leest van een boek, dat gezuiverd moet worden van enkele laagten, die het onder zijne groote zaken behelst. Wanneer hier laagten door platheden en groote zaken door verheven plaatsen vervangen waren, zou de plaats in duidelijkheid en sierlijkheid gewonnen hebben. Op de bl. 91-93 daarentegen vindt men het lied van antoni zeer juist en vloeijend in onze taal overgebragt, en op bl. 95, reg. 7 v.o., heeft het verhaal door de vertaling zelfs gewonnen. De woordspeling is daar zeer aardig.
Bij een eventuëlen herdruk komen mij de navolgende veranderingen gewenscht voor. Bl. 5, reg. 1, Béjar, in: Béchar; - 8, 31, zoo bezet hield, in: 't mij zoo moeijelijk maakte; - 9, 2, zonder aanhalingen, in: zonder kantteekeningen en aanhalingen; - 10, 32, aanschrijvende bij, in: toeschrijvende aan; - 13, 29, maten, in: reeksen; - 14, 21, zoete lezer, in: vriendelijke lezer; - 15, 13, meermalen, in: meer; - 15, 14, verdriet en breeksel, in: hutspot; - 16, 34, halve, in: heele; - 17, 16, den Phoebus, in: de Zon (zoo als bl. 18, r. 3, gezegd is van den Gloeijenden Degen); - 18, 18, verrader Galalon, in: verrader van Galalon; - 18, 29, gelegenheden, in: avonturen; - 24, 4, van zijne groote vermoeidheid te bekomen, in: in zijne groote behoefte aan voedsel te voorzien; - 24, 32, genade, in: verschooning; - 25, 3, ontdekkende, in: ontblootende; - 30, 7, strandwinkels, in: voorsteden; - 30, 10, het houten paard, in: den hoefstal; - 32, 2, drinkbak, in: paardenbak; - 32, 6, de nacht te vallen, in: de avond te vallen, of: het nacht te worden; - 35, 32, Donna Toledaansche, in: Do a of Donja van Toledo; - 36, 20, zelfs den buikriem van zijn paard bijna deed barsten, in: zich zelfs mededeelde aan zijn paard; - 37, 16, de mond, in: den mond; - 41, 26, de geheele wereld sta stil, in: alle man stá; - 41, 27, de geheele wereld, in: alle man; - 43, 30, geslagene, in: afgeranselde; - 44, 7, gramschap, in: dwaasheid; - 46, 30, worden overtroffen, in: zullen worden overtroffen; - 48, 27, welken voet, in: welk euvel; - 49, 19, Hij, in: Men; - 52, 18, zijne taal, in: zijne eigene taal; - 52, 19, boven mijn hoofd verheffen, in: hemelhoog verheffen, prijzen; - 52, 34, in een droogen put,
| |
| |
in: op eene veilige plaats; - 54, 10, een weefsel op te zetten, in: te wedden om een lijnwaad; - 59, 7, mijn ontbijt, in: te eten; - 61, 18, van, in: met; - 61, 32, alles in de war sturende, in: alles voor een spotprijs gevende; - 62, 6, ten, in: op een; - 68, 36, Sevilla, in: Sevilie; - 70, 20, te paard, in: opgestegen; - 76, 31, Cide Hamete, in: Cid Hamet; - 77, 1, onderkruipende, in: het uit de hand rukkende; - 78, 27, hond, haren, in: speurhond van haren; - 79, 12, toegesteld, in: toegetakeld; - 86, 29, op, in: aan; - 89, 15, ligtekooijen, in: hofdames; - 89, 31, meesteressen, in: onverzeld; - 89, 33, verlies, in: verderf; - 96, 9, kudde, in: staf; - 99, 6, ophield haar te beminnen en dat hij haar aanbad, in: niet slechts haar beminde, maar haar aanbad; - 99, 19, zijne, in: zijnen; - 101, 36, moordzieke, in: moordende; - 110, 13, prachtig, in: overdadig; - 110, 16, wel, in: naar eisch; - 112, 5, V, in: VI; - 112, 11, wreedheid, in: hevigheid; - 112, 32, de weduwlijke tortel, in: 't weeuwtje des tortels; - 113, 18, vlakke Nijl, in: vlakte van Libyë; - 116, 25, verwonderlijk gezigt, in: wonderschoone verschijning; - 119, 30, vergeefsch, in: vergeefs; - 120, 6, gloeijende, in: vermetele; - 120, 17, onderhoudt mij, in: houdt mij aangenaam bezig; - 120, 37, in - te vervallen, in: gaande te maken; - 121, 22, verloren uit gebrek aan liefde, in: ging verloren doordien hij niet bemind werd; - 121, 24, schoone ondankbare, in: ondankbare schoone; - 124, 1, plaatsen en gelegenheden van gras en water, in: gras- en waterrijke plaatsen; - 125, 20, veêren, in: den leelijken; - 136, 27, beheerscheresse, in: meesteresse; - 136, 32, diemeten, in: garen; - 137, 10, manen, in: paardenhaar; - 138, 5, innig verdriet, in: hevigen angst; - 138, 21, liet vallen, in: deed nederdalen; - 138, 36, daarin en maakte zich tot een balletje, in: daarop en verschool zich zoo goed mogelijk; - 139, 30, denkt aan, in: in naam van; - 139, 35, eerbied voor, in: in naam van; -
140, 10, schutter, in: dienaar van 't geregt; - 140, 22, zijne schade, in: zijn ongeluk; - 141, 23, geheime, in: verborgen gehouden wordende; - 142, 11, grootste, in: hevigste; - 142, 13, dat, in: daar; - 145, 16, dief, in: schelm; - 155, 19, bergomslotenen, in: door de bergen ingeslotenen; - 157, 22, alleen, in: van man tot man; - 157, 38, genoodzaakt was van
| |
| |
het paard te zakken, in: wel van het paard moest storten; - 160, 25, in, in: op; - 165, 14, achterwaarts, in: achterover; - 177, 17, schuw, in: woest; - 181, 29, met zijn verlof, niet, in: niet zonder fout; - 190, 6, een barbiersscheerbekken. in: een echt barbiers-scheerbekken.
Noodeloos zal het wel zijn, hier bij te voegen, dat het boven aangeduide ten deele slechts drukfouten of vergissingen betreft, ten deele eene meer losse en ongedwongene, meer Hollandsche vertaling op het oog heeft, en slechts voor een klein gedeelte eene verkeerde opvatting van het oorspronkelijke aanwijst.
scholten tot gansoijen. |
|