plunderen en, zoo als hij glimlagchend zeide, van hunne zonden den tempel der schoonheid ter eere van st. pieter optrok, deed luther Rome sidderen en berokkende 't veel grooter schade dan 't verlies van een paar legioenen.
De roman dien wij aankondigen ontlokte ons deze gedachten. Het is niet vreemd, dat de eerste helft der zestiende eeuw de verbeelding van romandichters aanmoedigt en hun het penseel in handen geeft. De Heer sortain heeft eene eigen manier gevolgd, waardoor hij de eenheid schijnbaar heeft moeten opofferen aan de verscheidenheid; doch door de plaatsing van den held, wiens naam het verhaal draagt, heeft hij 't geen uit den aard der zake moest uiteenloopen, vernuftig en ongedwongen weder aaneen verbonden. Zoo heerscht in zijn werk eenheid en groote verscheidenheid tevens.
Wij spreken niet van de historische misstellingen, die echter te meer bevreemden, omdat de Auteur zijnen arbeid met een toestel van letterkundige en historische aanmerkingen heeft verrijkt; de Vertaler zelf heeft er hier en daar de opmerkzaamheid op gevestigd. Gelukkig evenwel benadeelen zij de werking en gang van het verhaal niet. Den gewonen romanlezer zullen zij volstrekt niet hinderen.
De Schrijver opent soms fraaije tooneelen. Vooral wordt men geboeid door den Paus in den kring zijner geleerde en kunstbeoefenende vrienden en gunstelingen. Krachtvol is het tooneel der ontdekking van het verraad in den boezem der Kardinalen tegen hem gesmeed, waarbij het blijkt, dat Rome in die dagen nog niet bevestigd vond wat een zijner Dichters in vroegere eeuw gezongen heeft: dat de beoefening der fraaije letteren de zeden beschaaft en verzacht; - maar wij herinneren ons ook, dat een Dichter uit lateren tijd gezegd heeft, dat er niets schoon en fraai is dan het ware; en Rome vierde de schoone kunsten in den walm der dwaling.
Zulke tafereelen doen, zonder het juist te bedoelen, de behoefte aan de Kerkhervorming sprekend uitkomen, en overtuigen ieder, dat zij niet uit Rome, en allerminst uit den schitterenden kring der hooge priestervorsten was te wachten.
Na 't beschouwen van de karakterschildering die wildenhahn van luther gegeven heeft, zal men, vrees ik, door sortain moeijelijk zijn te voldoen; en toch moeten wij erkennen dat de Schrijver in de voorstelling van luther niet onge-