De lezer zou met regt hieruit het gevolg trekken, dat de groene kleurstof der planten, het chlorophyllum, geen stikstof houdend ligchaam ware, dat niet het geval is. De ontleding van koolzuur, door de planten, die wel bekend is als eene uitkomst van stofwisseling in het algemeen, wordt hier voorgesteld als eene werking ‘van het licht op de groene kleurstof.’ En die groene kleurstof, althans zeker het was, dat er mede verbonden is, is een product dier ontleding. Waar de Schrijver meer doet dan excerperen is hij veelal niet zeer duidelijk.
Op pag. 7 wordt bovenaan gesproken van poriën en wel zijdelingsche. De volgende regel toont aan, dat hiermede geene stomata bedoeld zijn, en die zijdelingsche poriën kennen wij niet. Hoe het middelste gedeelte eener steng van Potamogeton of Ceraphyllum, in koolzuur houdend water gedompeld, het aanwezen van eenen stroom van zuurstof moet aantoonen van den top der steng naar de wortels, is en zal ons steeds een raadsel blijven. Het aannemen van dergelijken stroom is regtstreeks in strijd met de kennis, die wij aangaande de diffusie hebben in toepassing op de voeding der planten.
Met deze aanmerkingen, die strekken moeten om aan te toonen dat de Vertaler de duidelijkheid niet overal beoogd heeft, en de Schrijver nu en dan onwetenschappelijk is, willen wij volstaan. Maar wat wij van de eerste bladzijden aanteekenden geldt doorgaande van het geheele werk; met grondige zaakkennis is het noch geschreven, noch vertaald.
En toch aarzelen wij niet het boek aan te bevelen.
Het moet erkend worden dat in de landbouw-scheikunde in het algemeen niet de corypheën in de scheikunde de pen voeren; dat slechts enkele mannen van naam er hunne krachten aan hebben gewijd. Meestal zijn het Schrijvers van den derden of vierden rang, die optreden en het publiek, met veel dat zij verstonden, niet zelden ook veel geven dat zij niet begrepen, en wedergaven naar hun beste weten. Wij mogen dit geen voorregt noemen, maar het is niet te verhelpen.
Daarom zou het ons wenschelijk voorkomen, dat de lettervruchten van zulke Schrijvers wierden nagezien door mannen die der zake kundiger zijn, en voor wie het eene geringe moeite zou wezen, het bijeengebragte van fouten te zuiveren.