deld worden, doch zóó, dat iemand die de hoofdpunten behoorlijk bestudeert en overdenkt, in de opvoeding niet ligt zal verlegen staan. Wij bevelen aan alle ouders, vooral aan jonge menschen, die nog weinig of geene kinderen hebben, maar met grond op een talrijker kroost kunnen hopen, de lezing van dit boekjen ten sterkste aan. Niemand zal het zich beklagen, niemand zal het onvoldaan ter zijde leggen. Om de lezers dezer aankondiging in de gelegenheid te stellen daarover zelven te oordeelen, willen wij den inhoud kortelijk opgeven.
I. Wat is opvoeden? a. De opvoeding moet zorgen, dat het ligchaam van den voedsterling gezond, sterk en voor zijne roeping bruikbaar worde. b. De opvoeding moet zorgen, dat elk vermogen van de ziel des voedsterlings behoorlijk worde ontwikkeld. c. De opvoeding moet zorgen, dat alle vermogens van de ziel des voedsterlings harmonisch of evenredig ontwikkeld worden. d. De opvoeding moet zorgen, dat de ziel van den voedsterling voorzien worde van de noodige bouwstof, om te kunnen werken. e. De opvoeding moet zorgen, dat ligchaam en ziel van den voedsterling harmonisch werken en daartoe aan beider vereenigde werkzaamheid de behoorlijke rigting geven.
II. Welk eenen gang behoort het opvoedingswerk te nemen? a. De natuurlijke opvoeders zijn de ouders, die niet dan in geval van noodzakelijkheid door anderen moeten vervangen worden. b. Wat de opvoeder van zijn kind of zijnen kweekeling maken wil, dat moet hij zelf wezen. c. De opvoeder kan zich bedienen van gezag, loon, straf, liefde en voorbeeld. d. De opvoeder moet den gang zijner opvoeding regelen naar den gang van de ontwikkeling der vermogens van zijnen kweekeling. e. De opvoeder moet zijnen kweekeling trapsgewijze leiden tot den kring, voor welken hij ten laatste bestemd is. f. De opvoeder moet zich wachten voor vormen, die boven den leeftijd zijn, waarin het kind zich bevindt.
Zie hier den rijken inhoud. Wij wenschen het boekjen in veler handen, en gelooven, wanneer de hierbij gegevene lessen algemeen als regels van opvoeding erkend wierden, dat zulks van lieverlede op ons geheele volksbestaan den heilzaamsten invloed zou uitoefenen.
d. burger, jr.