bevat - zoo als ook reeds eenigermate blijkt uit den omslagtigen titel - de uiteenzetting van grieven der ingelanden van den Polder Westzaan. - Zij hebben zich te beklagen over de handelwijze van het Polderbestuur, en vooral over die van den Heer j.c. van wessem, Dijkgraaf der Banne Westzanen en Crommenie, welke steeds den stand van het water in den Polder te hoog lieten, en voor sluizen, dijken en molens geene behoorlijke zorg droegen. Eene poging tot herstel der grieven bij minnelijke schikking, van de ingelanden uitgegaan, wordt door het Bestuur van de hand gewezen. ‘Het zou blijven handelen zoo als het gewoon was’, aldus luidt het antwoord, en ten gevolge daarvan vreesde men in den Polder ‘steeds meer water, wijder en grooter slooten, gedurig verlies van gronden in de slooten, veel onbruikbaar land door het hooge water gedurende een groot deel van het jaar.’ - Door de ingelanden werd nu een adres aan Gedeputeerde Staten ingezonden, hetgeen, tot groote vreugde der landlieden en tot groot welzijn van den Polder, een onderzoek in loco ten gevolge had, waardoor vele der bezwaren werden opgeheven.
Later echter moesten eenige der meest geachte ingezetenen van den Polder de wraak van het Polderbestuur ondervinden. Een der ingelanden, j.p. de boer, had dammen gelegd in eene sloot tusschen zijne eigen landerijen, die het Polderbestuur hem beval weg te nemen. Bij weigering daarvan, volgde dagvaarding voor het Kantongeregt; doch de beschuldigde werd van alle regtsvervolging ontslagen, daar het leggen der dammen, zoo als dit door hem had plaats gehad, noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding was’. - Toen derhalve, een jaar later, het Polderbestuur weder last gaf om de dammen te ruimen, en wel dezelfde die aanleiding tot het regtsgeding hadden gegeven, werd zulks natuurlijk weder geweigerd. Eenigen tijd daarna liet het Polderbestuur, onder militaire bedekking, dammen wegnemen en gronden uitgraven, ‘waardoor aan gemelden de boer, indien het land in dien toestand blijven moet, eene schade van ƒ 2000 is berokkend geworden’. Hoe weinig het Bestuur volgens de bestaande Keuren en Reglementen daartoe geregtigd was, wordt in het laatste gedeelte dezer brochure aangetoond.
Zoodanig mag in het kort de inhoud van het bovenstaande geschrift heeten. Hoewel nu het gevoelen, hier en daar, met