levendige kleuren door hem geschilderd. Hij toont aan hoe de Kaffer-oorlog van 1834 den Boeren, wegens brandstichting, plundering, vernieling en roof, vooral van paarden, runderen en schapen, £ 300,000 (ƒ 3,600,000) heeft gekost, ‘ongerekend nog de verliezen, door personen ondergaan die tot de uitrusting der onderscheidene “kommando's” van ieder district bijdroegen.’ (Zie bl. 71). En ten gevolge van verraderlijke inblazingen, kregen zij, in plaatse van schadeloosstelling, bij depêche van den Secretaris van Staat voor de Koloniën, van 26 December 1835, het kwetsend antwoord: ‘dat sints eene lange reeks van jaren de Kaffers regtvaardige redenen tot den oorlog hadden.’
Die voorlezingen, vroeger reeds gedrukt in het Maandschrift ‘Europa’, te Dordrecht, bij h. lagerwey, loopen van bl. 9 tot en met bl. 101.
II. ‘Verlies van Natal en nederzetting aan de Vaal-rivier’. Het schijnt ons toe, dat bl. 107 tot 148 zijn nagedrukt uit ‘De Kaapsche Landverhuizers’ van den Heer lauts. Welligt is nog meer van deze afdeeling aan dat geschrift ontleend.
Als de Heer stuart getracht had de bescheiden door hem aan anderen verschuldigd, en in dit werk bijeengebragt, door elkander aan te vullen, dan zoude hij het schrijven van den Volksraad, om vriendschapsbetrekkingen met de Kaap-Kolonie aan te knoopen (bl. 148), als een gevolg hebben voorgesteld van den brief door Kapitein jarvis, in December 1839, op last van den Gouverneur Sir george napier, aan den Volksraad gezonden, en de émigranten zouden dan in een juister licht zijn geplaatst.
De dubbelhartigheid en kwade trouw van de Kaapsche Gouverneurs blijken in deze Afdeeling allerwege, evenzeer als de waardigheid en echt Christelijke beginselen van den Volksraad. Men leze inzonderheid met aandacht den brief uit Pieter-Maritzburg, van den 21sten Februarij 1842, bl. 152 tot 162. Dat wèl geschreven en merkwaardig Staatsstuk is, volgens den Heer stuart, aan den Heer jac. nic. boshof (bl. 151) te danken. Niet één der Engelsche dagbladen nam het op, maar in Duitschland is het aan het licht gekomen.
Onder de misstellingen des Schrijvers behoort ook zijn beweren, dat eerst op den 22sten April 1840 ‘de Nederlanders met de Kaapsche émigratie zijn bekend geworden’. Dat