heeft. Hij verdient ook thans nog gehoord te worden, omdat hij den vrede onder de Protestanten wil; den vrede, die, helaas! na kortstondigen wapenstilstand door de strijdende partijen zoo jammerlijk verbroken is. Thans, nu het twistvuur bij vernieuwing is ontbrand, zouden wij wenschen dat zijne stem nog hier en daar ingang vinden mogt, vooral bij de leden en aanvoerders der partij waartoe ten kate geacht werd te behooren, en die, zoo wij ons niet bedriegen, den strijd het eerst weêr hervat hebben. Maar misschien wordt hij door die partij gewantrouwd en verworpen. Dit stukje althans is juist niet geschikt om hem aangenaam te maken in hare oogen. Ofschoon hij de tegenpartij niet spaart, maakt hij toch hier ook, met prijzenswaardige onpartijdigheid, gewag van ‘een vasthouden aan menschelijke formulieren, zóó angstig en hardnekkig, als of de onvergankelijke Geest zich kan laten opsluiten binnen de vergankelijke Letter, die, ja! uit de behoefte eens tijds is ontstaan, maar, juist daarom, niet in staat is om aan de behoefte eens anderen tijds te voldoen; want immers schoon de Waarheid nimmer veroudert, de toestanden, onder welke zij zich vertoont, verouderen; en het is eene miskenning van de wet der Geschiedenis, den vooruitgang, op welk gebied dan ook, van den geest der menschen te loochenen, en het lijk van het Verledene te willen - galvaniseren.’ Zulken, die van gezegde rigting zijn, legt hij ‘eene praktijk van uitsluiting’ te laste, ‘die den andersdenkende verkettert in den naam van Hem, die zelf als een ketter door den overregtzinnigen Farizeër den Heiden ter marteldood werd overgeleverd.’ Hij durft zelfs beweren, dat ‘men tegenover de dwaling, ook tegenover die van Rome, geen wezendlijken steun heeft in de vijf Dordtsche Artikelen, of welke artikelen van
feilbare menschen dan ook.’ Wij bewonderen de stoutmoedigheid van den man, die niet schroomt voor zijne, zoo wij meenen, te dezen opzigte veranderde overtuiging uit te komen, en bidden hem van harte toe, dat het hem gegeven worde, daaraan onder alle omstandigheden getrouw te blijven. Mogten velen, in den geest van dit vredewoord, de waarheid in liefde betrachten, en arbeiden aan den opbouw van die Kerk der Toekomst, die wij met ten kate geloovig verbeiden!