onkunde omtrent de vrijheid en diepte van het Evangelisch Christendom, en achter eene bewegelijke werkzaamheid ter handhaving en verdediging van den Confessionelen schat veel geestelijke gemakzucht, welke zich liever zachtkens en rustig op den arbeid der Hervormers nederlegt, dan in hunnen zin en geest voort te arbeiden; welke er de voorkeur aan geeft, gedurende de groote kerkelijke bewegingen onzer dagen, zich een afgezonderd en afgesloten hutjen in den ouden stijl in te rigten, liever dan aan de algemeene op- en voort- en volbouwing der Kerk onder strijd en stormen deel te nemen en met het groot geheel ook ontbering en ongemak te lijden. Wanneer zal men toch inzien, dat met de letterlijke vernieuwing van oude geloofsregelen en de uitwendige herstelling van oude verordeningen nog de frissche, levende, krachtige geest der vorige eeuwen niet teruggeroepen wordt; dat veeleer iedere tijd, alhoewel hij op den gelegden grondslag voort moet bouwen, toch ook weder zijne nieuwe eischen en roeping heeft? Wanneer zal men er van overtuigd worden, dat het ons thans, in stede van ons gedurig als kleingeestigen van elkander af te scheiden, veeleer noodig, dringend noodig is, tegen de vijanden der Christelijke waarheid ons regts en links te vereenigen? Men gedenke toch het woord des Heeren, dat Hij van het muggen-uitzijgen en het kemel-doorzwelgen gesproken heeft! En men leere ook van onze vijanden, welke niets liever trachten te verhinderen dan eendragt in het heirleger der Kerk, en hunne vreugde over onze twisten open genoeg uitspreken!’ Gulden woorden uit zulk een mond! Zij verdienen van de daken gepredikt te worden en in de harten geschreven te staan.
Ook de Boekaankondigingen zijn in dit Stuk hoogst belangrijk. Gaat dit Tijdschrift, onder de bekwame handen, waaraan het toevertrouwd is, zóó voort, dan voorspellen wij het een langeren duur en meerderen voorspoed, dan zijn voorganger gehad heeft. Geen vaderlandsch Godgeleerde, tenzij hij in staat ware om de lezing der buitenlandsche tijdschriften op ruime schaal bij te houden, kan het zonder groote schade missen.
Dec. 1854.