ming met het programma voor 't officiers-examen, eenigzins uitvoeriger behandeld dan de vroegere tijdvakken. De taal, stijl en interpunctie laten slechts hier en daar te wenschen over. Men leest het werk met genoegen, en dat verhoogt zijne waarde, omdat het de studie aanlokkelijk maakt.
Tot eene proeve van den stijl diene het volgende (bl. 89):
‘Van dezen Vrede te Utrecht (1713) dagteekent het verval der Republiek. De laatstverloopene dertig jaren hadden haren roem ten toppunt gevoerd, en haar plaats doen nemen onder de voornaamste land-mogendheden van Europa. Maar de rol die zij speelde was de hare niet. De buitengewone uitgaven, in den laatsten tijd, voor het leger gedaan, hadden den schuldenlast tot eene ontzettende hoogte doen stijgen; er had voor de zeemagt, wier goede instandhouding zoo noodig was voor onzen handel, weinig of niets kunnen gedaan worden, en - zoo groot was de overspanning geweest, waarin wij (,) door de noodzakelijkheid om Frankrijks bedoelingen tegen te gaan, hadden verkeerd, dat wij ons, van nu af, de gedurige vermindering van onzen invloed, dank zij (wegens) onze toenemende magteloosheid, moesten getroosten.
Na den Vrede besloot men al dadelijk, aanzienlijke bezuinigingen op het krijgswezen daar te stellen (in te voeren). Oorlog wilde men niet meer; achter de barrière-vestingen, waande men zich veilig; en, mogten deze bemagtigd worden, dan zou Oostenrijk zijne Nederlanden wel tegen Frankrijk verdedigen. Overigens geloofde men door verdragen en verbonden zich wel te zullen handhaven in den rang, die (dien) de laatste oorlogen ons bezorgd hadden. Deze schier algemeen aangenomene denkbeelden waren niet omver te stooten: van daar, voor heynsius, de (den) raadpensionaris, de onmogelijkheid om de gewilde sterke vermindering van de krijgsmagt, de verwaarloozing van de zeemagt, en het spoedig algemeene verval van het geheele krijgswezen tegen te gaan.’
Over de laatste vijftig jaren, hoewel zij breeder dan de vroegere zijn behandeld, had de S., naar óns oordeel, in verband met het programma van examen, nog wat uitvoeriger dienen te zijn. - Over de Belgische omwenteling is hij, voor ons, wel eens te stellig. Dit tijdperk cischt vooral eene kiesche behandeling.
Het Aanhangsel (over Staatsschulden, Beurzen, Actiën en