| |
De Nieuwe Wereld (Homes of the New World), naar frederika bremer, door S.J. van den Bergh.Twee Deelen. Te Haarlem, bij A.C. Kruseman. 1854. In gr. 8vo. 807 bl. ƒ 8-65.
De schare der schrijvers en schrijfsters is groot, en wordt nog van dag tot dag talrijker; de stroom der letteren stuwt wel immer verbreedend zijne golven steeds sneller voort, maar hoe velen er van ijlen niet der vergetelheid te gemoet! Er wordt veel geknutseld in de wereld, maar een dagbloemken duurt maar een dag, en dan staat er een ander voor in plaats, en wie zou dat ook niet goed vinden! - Daar zijn echter ook planten die een duurzamer leven hebben en vruchten dragen die niet vergaan, of althans niet meer vergeten worden. Van dien aard achten wij de werken van frederika bremer. Wie kent haar niet - en - wie heeft haar niet lief om die zielvolle schetsen van huiselijk en maatschappelijk leven, zoo naïf in hare teekening, zoo dichterlijk in hare opvatting, zoo rein en edel van gevoel als juist en klaar van oordeel. Haar vriendental is groot in alle landen, wij meenen ook in ons Vaderland, en rekenen er op, dat hare reis in de Nieuwe Wereld ook hier verlangend is te gemoet gezien. Wie wenscht niet de reis-indrukken te kennen van zulk eene vrouw in zulk
| |
| |
een land? - Welnu, wie frederika lief heeft als wij, die zal ook met ons een onuitsprekelijk genot smaken als hij met haar reist; want het aangekondigde boekwerk bevat een reisverhaal in den allereenvoudigsten vorm. Het is haar dagboek, bij wijze van brieven en aanteekeningen, voor eene zuster bestemd; zoo als zij het op reis heeft geschreven, zoo heeft zij het uitgegeven. Volgens haar eigen getuigenis heeft haar de opgewektheid tot zorgvuldiger en rustiger bewerking ontbroken, door den ontzettenden slag, die haar bij hare te huis komst trof. Zij vond, namelijk, die geliefde agatha, aan welke deze bladen gewijd waren, overleden. Wij houden ons echter overtuigd, dat, zoo het werk door eene meer gezette bearbeiding in sommige opzigten had kunnen winnen, het van den anderen kant ook zou verloren hebben in eigenaardigheid en frischheid; en wij gelooven niet dat een enkel lezer het zich beklagen zal, die smaak en gevoel heeft voor dat warme, frissche zieleleven, voor die ongekunstelde naïve mededeeling, die ongedwongen ontboezemingen, die vrijmoedige oordeelvellingen: al treft men nu ook hier en daar eenige herhaling aan; of liever een voorloopig berigt en later breedere mededeelingen, bij eene nadere kennismaking met personen, of een dieper indringen in zaken. Hierdoor brengt zij u, om iets te noemen, tweemaal te New-York en elders, bij hare aankomst en vóór hare afreis, ofschoon telkens nieuwe bijzonderheden en ontmoetingen aanteekenende; maar hierdoor volgen wij ook van stap tot stap hare opmerkingen, de ontwikkeling en wisseling harer denkbeelden, bij voorbeeld betrekkelijk de slavernij. Toen zij den Amerikaanschen grond betrad wist zij niet regt welke zijde hier te kiezen; maar een naauwlettend onderzoek, en de feiten waarvan zij alom getuige was, deden haar allengs tot de zijde der abolitionisten overgaan: hoewel zij de heftigheid en overdrijving betreurt, waarmede de ijveraars voor de goede
zaak zoo vaak hun eigen werk bederven. Men mag aan zulk een reisverhaal de eischen niet doen van een bestudeerd geschrift over land- en volkenkennis, en het is geen gebrek dat het aan die eischen niet kan voldoen. De Schrijfster heeft het niet beloofd, en wij verlangen het ook niet van haar. Men zoeke hier dus geene volledige planmatige beschrijving van het staatkundig, kerkelijk of letterkundig leven der Vereenigde Staten - daarover
| |
| |
bestaan andere werken, en daarmede blijkt de geestvolle en kundige Schrijfster gemeenzaam te zijn. Wel deelt zij ons over staatshuishoudkunde, over godsdienst, kunst en wetenschap, maatschappelijke en huiselijke verhoudingen, allerbelangrijkste berigten en gedachten mede; maar afgebroken, en onder de gemengde en levendig geschakeerde reis-indrukken door. De merkwaardigheid van dit werk wordt, naar ons inzien, dáárdoor zeer verhoogd, dat het ons, bij al den schat der belangrijkste mededeelingen uit een zoo merkwaardig land, zulk een vrijen blik gunt op het innerlijk leven dezer beroemde vrouw; en hoe hoog wij de blijken van hare veelomvattende kennis, van hare schitterende fantasie, van haar diep en verheven gevoel, van haar fijnen humor in dit werk ook bewonderen, niets verdient hier meer geroemd te worden dan die onnavolgbare wijze van over zich-zelve te spreken. Waarlijk, zoo frederika bremer vijanden of wederpartijders heeft, zij moeten voor haar gewonnen worden, indien zij waardeeren kunnen hoe beminnelijk die natuurlijkheid, die eenvoud en opregtheid, deze kinderlijke zin in zulk eene groote en beroemde en gevierde Schrijfster zijn. Alle vijanden van vrouwelijke geestbeschaving noodigen wij dringend, dit boek ter hand te nemen en een blik te wagen op het waar vrouwelijk gemoedsleven, en den echt huiselijken zin van eene zoo ontwikkelde vrouw. Dit boek is eene rijke bladzijde uit het inwendig en uitwendig leven van frederika. Zonder het te willen, heeft zij ons haar beeld volledig gemaald; wij vinden haar hier in haar geheel, en geen biograaf zal ooit volmaakter haar schetsen kunnen. - Spreekt zij dan zoo veel van zich-zelve? - O, neen: zij staat doorgaans buiten de tafereelen die zij ons biedt; maar in hare opvatting, in hare zienswijze, in hare houding tegenover anderen en bij allerlei reisavonturen, in hare mijmeringen en fantasiën, in hare oordeelvellingen en ontboezemingen, uit zich dat
beminnelijke vrouwelijke gemoed, die rijke dichterlijke geest - en men leest met welbehagen in hare ziel. Niet altoos kunnen wij het met haar eens zijn: onze Hollandsche nuchterheid kan niet overal de Noordsche fantasiën volgen; zoo als, bij voorbeeld, hare denkbeelden bij den trotschen Niagara-val. Ook ziet haar liefdevol oog de dingen gaarne van de beste zijde, terwijl bij een kortstondig verblijf als het hare niet altoos overal de keerzijde
| |
| |
gezien kon worden. Zij gelooft en hoopt zoo gaarne het goede, dat de schaduwzijde al zwart moet geteekend zijn, vóór zij haar standpunt als optimiste verlaat. Althans óns kwam het voor dat hare welwillendheid haar wel eens wat toegevend heeft gemaakt, terwijl hare levendige fantasie haar te hulp kwam om aan vele dingen meer poëzij bij te zetten dan eenig proza-mensch daarin zien kan. Hieronder rangschikken wij hare zienswijze over het dansen der Shakers bij hunne Godsdienst-oefening. Toch meene men niet dat zij alleen het goede en schoone der Vereenigde Staten ons schetst en de oogen sluit voor de verkeerdheden; neen, wij staan veeleer verbaasd over de kloekheid waarmede zij die aantast, waar zij ze opmerkt. Frederika is dan ook bij hare hooge gevoeligheid niet van de weeke, veerkrachtelooze karakters: zij kent en beoefent de liefde ook als kracht, moed en ijver tegen het kwade. Meer dan ooit openbaart zij ons op deze reis hare aangeboren zucht voor zeker poëtisch mysticisme, dat overal symbolen en allegoriën vindt. Van dien aard zijn onder anderen hare zinspelingen op den naam van de ‘oude Brouwerij’, een hoofdzetel der misdaad in een der oudste gedeelten van New-York, de five points genaamd, en op de benaming: ‘de graven’, die men aan de groote gevangenis heeft gegeven. Hare Natuurbeschrijvingen zijn schilderachtig en dichterlijk, rijk en levendig; de karakterschetsen van bijzondere personen niet minder boeijend, geestig en eigenaardig. Verwonderenswaardig is haar kalme moed en beraden tegenwoordigheid van geest in de persoonlijke gevaren die haar ontmoeten op dat aanhoudend rondzwerven, en eenvoudig, zonder den minsten zweem van aanmatiging, is de naïve wijze waarop zij hare ontmoetingen vertelt, die vaak hagchelijk en zonderling waren, als: het in brand raken van eene boot, of het vast raken met eene boot; het ronddwalen met een jong
koetsier, die zich in het hoofd gezet heeft eene ontdekkingreis langs ongebaande wegen te doen; het breken van een rijtuig, enz. Men volgt haar in de salons der aanzienlijken; ontmoet haar in 't gezelschap van de beroemdste mannen en vrouwen; dwaalt met haar op eenzame zwerftogten en in de verst afgelegene streken, in de bosschen, in de prairiën, bij de Roodhuiden, in de dorpen der Negers, in de achterbuurten der groote steden, in gevangenissen, hospitalen, scholen, asilen en allerlei philanthropische ge- | |
| |
stichten; men bezoekt allerlei soort van Godsdienst-oefeningen bij de veelvuldige secten die de Amerikaansche Kerk splitsen en - verzwakken tegenover de magt van Rome, die zich daar diep indringt en vast gaat nestelen; terwijl het Protestantisme zich versnippert in de kleinste onderdeelen. Zij leidt ons ook binnen bij staatkundige vergaderingen; en altoos en overal geeft frederika ons dat wat hare reis haar gaf: zij geeft de feiten waarvan zij getuige is, en den indruk dien ze op haar maken, steeds op die snedige, bondige en oorspronkelijke wijze, die haren genialen geest openbaren. Wij hebben nergens een woord gevonden dat men zou kunnen wenschen weg te laten, en wij slaan een bedenkelijken blik op den Vertaler, als hij ons zegt het werk eenigzins verkort te hebben. Wij zijn daar niet bijzonder mede ingenomen. Wij hadden liever elken volzin van zulk eene hand behouden, en vragen bescheidenlijk: of het ook niet iets of wat vrijzinnig zij; tenzij die bekorting bloot herhalingen betreft, gelijk wij vooronderstellen: daar er enkele passages in het werk voorkomen, die niet aan agatha, maar aan andere vrienden gerigt zijn, en natuurlijk, hoewel met wijziging, dezelfde zaken vermelden als het dagboek. Nog nooit hebben wij een reisverhaal gelezen waarin met zoo veel kieschen smaak alle onbelangrijke bijzonderheden, die elke reis oplevert, zijn vermeden, en aan die kleinigheden welke medegedeeld
zijn, is altijd iets zoo luimigs en vernuftigs toegevoegd, dat men ze niet zou willen missen. Het geheele reisboek is als geïllustreerd met allerbelangrijkste schetsen en verhalen aangaande de grootste mannen der Nieuwe Wereld, zoo wel van de eerste pelgrims en ontdekkers, en van de latere grondvesters der Staten, als van hen die de roem des lands zijn of waren door bijzondere talenten. Om een juist denkbeeld van dit eigenaardig werk te geven, zouden wij bladzijden moeten mededeelen; maar de keuze is hier te moeijelijk, en wij vreezen te veel plaats in te nemen.
Een aardig staaltje van Amerikaansche hoffelijkheid en waardeering van talenten is hare ontmoeting op eene stoomboot op de Hudson, waar de kapitein liet vragen: of hij de eer mogt hebben vrijen overtogt aan te bieden aan Miss bremer en hare vrienden, niet enkel op zijne boot, maar ook op den spoortrein. Hiertegenover staat een ander kapitein, die, vernemende wie hij aan boord zal krijgen, volstandig blijft in
| |
| |
zijne weigering van haar toe te laten, vermits hij geen schrijvers op zijn schip wil hebben, die hem in een boek konden zetten, en waardoor zij hare reis zeer vertraagd zag.
Aangenaam is het frederika te zien in die gemakkelijke buigzaamheid van haren veerkrachtigen geest, hoe zij met Kwakers, Shakers en Negers en allerlei slag van menschen weet om te gaan en zich in hun midden als te huis gevoelt. Het is zoo volkomen waar als zij zegt, bl. 48, waar zij haar bezoek in het Phalansterium, eene soort van model-maatschappij, beschrijft: ‘Ik gevoel altijd eene zekere neiging, om met ligchaam en ziel in te dringen in het leven dat mij omringt, en ook nu wilde ik leven als een opregt en braaf lid van het Phalansterium. Ik voegde mij dus bij een deel der werkenden, bij voorkeur bij hen die in de keuken bezig waren, omdat ik geloof dat mijn geest een tendenz daartoe heeft. Weldra stond ik bij het vuur, naast de vrouw van den voorzitter, die over deze afdeeling het toezigt heeft, en ik bakte een stapel boekweitkoeken, zoo als wij die in Zweden bakken, maar op eene groote ijzeren plaat, en bij het ontbijt had ik het genoegen, chaming eenige dier koeken nog warm voor te zetten. In mijn ijver voor de vereeniging begon ik ook met handen en armen tot aan de ellebogen toe in een grooten trog te kneeden, maar ik zat spoedig in het deeg vast. Het was een te zware arbeid voor mij, ofschoon ik het niet bekennen wilde. Maar men was vriendelijk genoeg om mij op de meest kiesche wijze dat werk aan bekwamer handen te doen overgeven.’ Zoo als deze trek onze huiselijke vrouwen zal behagen, zoo geërgerd zal menigeen zijn als zij verneemt dat frederika, sprekende over het Vredes-Congres, zich onbewimpeld voor eene vriendin van den oorlog verklaart: wèl te verstaan ‘voor een goeden, regtvaardigen oorlog; indien althans de vrede geen onbekrompen ruim leven kan voortbrengen.’ Wij deelen deze schijnbare oorlogzuchtigheid met frederika, en houden het streven van het Vredes-Congres voor eene schoone hersenschim. ‘De mensch
moet nog veel vooruitgaan naar geest en hart, en de maatschappij moet eerst haar arbeid voltooid hebben, voor zij aan een algemeenen vrede kan denken. Die moet uit de maatschappij zelve voortkomen!’ - En wanneer zal dat zijn? Als de bron van alle verdeeldheid - de zonde - op aarde zal zijn te niet gedaan.
| |
| |
Gedurende de gansche reis heeft de Schrijfster bepaald de aandacht gevestigd op den toestand der vrouwen van de Nieuwe Wereld, en hoogst belangrijk zijn hare gedachten en opmerkingen over dit aangelegen punt. Zij is doordrongen van de overtuiging, dat de vrouw, nog altoos miskend in hare aanleg en invloed, zoo onberekenbaar veel nut zou kunnen stichten, als zij zich harer roeping klaarder bewust was en onbelemmerder werkzaam kon zijn. Zoo als Amerika het land der slavernij en te gelijk het land der vrijheid is, zoo is het ook ten opzigte van het vrouwelijk geslacht een toonbeeld van twee uitersten: want de vrouwen der Vereenigde Staten leven in de weekelijkste werkeloosheid en de vadsigste ledigheid; of zij treden op in het openbaar, spreken in vergaderingen en kerken, houden meetings en ontslaan zich van de hinderende beletselen die de maatschappelijke inrigtingen sinds eeuwen haar oplegden. Zij schijnen het regte midden, haar waar standpunt ook dáár over het algemeen nog niet gevonden te hebben - maar dat zoeken en streven is belofte van eene betere toekomst. Wij twijfelen er niet aan, zij zullen het gewisselijk vinden, al gaat het zoeken in zigzag, en al ontmoeten wij op dit gebied soms nog vrij wat excentrieks, toch verheugen wij ons in die beweging; en hebben de Amerikaansche vrouwen het over het geheel nog niet begrepen: heerlijk schitteren in alle oorden der Vereenigde Staten die enkelen die het zoo uitnemend gevat hebben; bijzonder gevoelen de Kwakerinnen het diep dat de vrouw ook burgeres is. Zonderling moet de indruk wezen dien Amerikaansche meetings op den Europeaan maken, waar men nu eens een man, dan eene vrouw, thans een blanke, straks een Neger, nu een jongeling vol genie, dan een man vol zoeten wijns ziet optreden! - Het leven in de Nieuwe Wereld is zoo kakelbont in zijne wisselingen en vormen! Gaarne zouden wij de belangwekkende beschrijving van eene campmeeting in het woud mededeelen, eene fantastische nachtelijke
Godsdienst-oefening onder den blooten hemel, maar wij weêrhouden onze pen, om niet te uitvoerig te worden. Liever geven wij een klein staaltje uit de preek eens Negers (bl. 144): ‘Het onderwerp zijner rede was de komst van christus op aarde, en het doel waarom Hij komen zou. ‘Ik herinner mij’ - zeide hij onder anderen - ‘dat de president der Vereenigde Staten in Georgia kwam,
| |
| |
en in onze stad Savanna. Ik weet nog zeer goed welk een feest allen daarvan maakten, en hoe men in groote rijtuigen hem te gemoet reed. De koetsen waren prachtig versierd, en het groote kanon bulderde onophoudelijk. De president kwam in de stad in een groot, prachtig rijtuig en hield stil voor het mooiste huis, dat van Mistress scarborough! En toen hij daarbinnen was, zette hij zich voor het raam neder. Maar er was een koord gespannen rondom het huis, om ons, Negers en andere arme luidjes, op een afstand te houden. Wij moesten buiten blijven staan, en mogten maar eens zien hoe de president voor het raam zat. Maar de groote heeren en rijken liepen vrij uit en in en gaven hem de hand. - Zou de christus nu ook zoo komen? - Zou Hij alleen komen voor de rijken? - Zal Hij alleen hun de hand geven? - Neen! Gode zij lof! - Hij komt voor de armen! - Hij komt tot ons en voor ons, broeders en zusters! - Ja, ja! Amen! Hij komt tot ons! - Geloofd zij Zijn naam!’ - ‘Amen! Halleluja! weergalmde het door de kapel gedurende langen tijd, en de gemeente stampte met de voeten en juichte, terwijl op aller gelaat blijdschap te lezen stond.’
De Negers hebben in frederika bremer eene welsprekende verdedigster gevonden, zoo wel voor hunne regten als mensch, als voor hun aanleg. Menig trek deelt zij mede, die bewijst hoe de zwarten, bij al hunne eigendommelijkheid, menschen zijn van gelijke bewegingen als de blanken. Vooral staat zij het denkbeeld voor om de slaven te leeren zich vrij te werken, en ze geschikt te maken voor een wijs gebruik en regt genot der vrijheid. Het bloot ontslaan redt den ongevormden Neger niet, en zal hem zoo veel heil niet aanbrengen, zoo hij niet voorbereid is tot het genot der vrijheid. Hoe veel prijs zij daar echter op stellen, kan onder anderen blijken uit het gedrag eener Negerin, die zelve bij edele menschenvrienden diende, maar die toch haar leven wijdde aan de bevrijding harer kinderen. Men had haar eene kleine som voorgeschoten, die haar in staat stelde van eigen verdiensten, niet enkel een maandelijkschen interest te betalen, maar ook de vrijheid van vier harer kinderen te koopen. Het vijfde was nog niet vrijgekocht, maar ook voor dit zou zij binnen kort geld beschikbaar hebben. Moet men ook niet de slavin bewonderen, die niet aan zich-zelve, maar alleen aan hare kinderen denkt!
| |
| |
Zulk eene moeder zou in de dagen van Sparta en Athene ‘een sieraad des menschdoms’ genoemd zijn. Hier blijft zij eene onbekende slavin.
Frederika deelt het gevoelen van velen, dat de slavernij, hoe kwaad op zich-zelve, onder het hooge Godsbestuur het middel zal worden ter Evangelisatie van Afrika, door de vrije Christen-Neger-kolonie Liberia. - Naïf is echter elders de ontmoeting met een Christen-Neger, die maar geheel geen vrede met de slavernij wil hebben als voertuig voor de Evangelisatie, en een predestinerend Calvinist toevoegt: dat hij het Evangelie zonder de slavernij in zijn oud vaderland even goed zou omhelsd hebben, daar het Evangelie door geheel Afrika wordt verkondigd. Treffend en diep menschkundig zijn hare opmerkingen en vergelijkingen tusschen de slaven-Staten en de vrije Staten, en den heilloozen invloed dien het slavenhouden in het Zuiden ook op de moraliteit der blanke bevolking oefent. Jammer, dat het Noorden door dolzinnig ijveren voor eene schoone en edele zaak die zaak zelve veel benadeelt, en door te heftige uitvallen en onredelijke, ongepaste maatregelen het Zuiden telkens wapens in de hand geeft, die aan de kwade zaak een redelijken schijn bijzetten.
Te Washington was onze reizende geduldig, of, zoo als zij belijdt, ongeduldig luisterende naar de voordragten der Senatoren, toen de tijding van de plotselinge doodelijke krankheid des Presidents-Generaal, taylor, als een elektrieke schok al de hoorders en sprekers in het paleis des Senaats deed sidderen. Belangrijk is al hetgeen zij van die staatkundige vergaderingen mededeelt, dat ons zoo geheel inleidt in het zonderling Amerikaansch volkskarakter. Evenwel, zij zegt er ten slotte van: ‘In de handelingen van het Congres der Vereenigde Staten zie ik dezelfde bitterheid en onregtvaardigheid tusschen de staatkundige partijen als in de koningrijken van Europa; hetzelfde wantrouwen in elkanders eerlijkheid van bedoelingen; dezelfde groote en kleine hartstogten; en in de redevoeringen hetzelfde streven om zijn zin te krijgen, het koste wat het wil; hetzelfde misverstand, dezelfde personaliteiten, en dezelfde afwijking van zaken om op personen te komen; dezelfde prikkelbaarheid, en hetzelfde ongeduld naar het beoogde, dat gelijke beschuldigingen, aantijgingen, hartstogtelijke ontboezemingen, uitleggingen en teregtwijzingen, en een oneindig aantal
| |
| |
kleine geschillen veroorzaakt, terwijl het voorname punt van verschil tot in het oneindige wordt gerekt, waardoor de groote mannen, de vertegenwoordigers van groote Staten, zeer veel gelijkenis krijgen met twistende kinderen. - Tot zoo ver de donkere zijde van het Congres; want het heeft ook zijne lichtzijde, even sterk, geloof ik, als die welke de Oude Wereld zou kunnen toonen. Er is geen gebrek aan stoutmoedigen tegenstand tegen duisternis en baatzucht; geen gebrek ook aan de zoodanigen die zich vasthouden aan het hoogste streven der Unie en de grootste welvaart van het volk. De adelaar zit op zijne rots aan de kust, en spreidt zijne vleugelen uit, en staart nu en dan naar de zon, maar zijne vlugt derwaarts heeft hij nog niet genomen. Dien adelaar vind ik in henry clay. Daniël webster is de adelaar die in de wolken rondzweeft, op zijne vleugelen drijft, maar slechts in cirkels blijft keeren rondom eene denkbeeldige zon - de Constitutie. Geen van beiden bezit die grootheid, welke ik in den grootsten staatsman der Oude Wereld - mozes, bewonder. De grootste staatsman der Nieuwe Wereld is nog niet gekomen. Maar wat zou die vertegenwoordiging niet kunnen zijn, indien zij beantwoordde aan hetgeen zij vermag, en aan datgene waar zij naar streven moet; indien de vertegenwoordiger van elken Staat in het bijzonder, doordrongen van den eigenaardigen toestand van zijn Staat, zijn natuurlijken aanleg, en den aard van het volk, en van de betrekking die dit heeft op het doel, dat de Unie zich voorstelt, zich bepaalde om slechts daarmede in het Congres op te treden! Waarlijk, dan zou het Congres der Vereenigde Staten een schitterend drama worden, een schouwspel God en den mensch waardig.’
Als de geachte Schrijfster van den Staat New-York verhaalt, dat de eerste volkplanters uit Holland kwamen, zegt zij: ‘Zelfs heden ten dage heeft die Staat iets Hollandsch’ - en zij schijnt dat woord ‘Hollandsch’ synoniem te achten met: trage vooruitgang en zekere bekrompenheid. - Het smart ons Hollandsch hart, dat onze kwalen in den vreemde zoo bekend zijn, maar wij zouden den moed toch niet hebben om de scherpziende Zweedsche toe te roepen: kom over om u van het tegendeel te overtuigen, en daarom vergeven wij het haar. Wat het gebrekkige Hollandsch aangaat, dat de Vertaler te dier plaatse in eene Noot aangeeft, uit het Engelsche werk van
| |
| |
frederika bremer - wij schrijven die fouten op rekening van den Engelschen zetter, op grond dat iemand die de taal niet verstaat al ligt eene I voor eene t kan nemen; zoo als hier in twee woordekens geschied is, als ook tr voor h. Onze vaderlandsche letterzetters zouden dat even zoo vernuftig doen kuunen, en daar men in het Noorden zich van de Duitsche letters bedient, is het al zeer ligt mogelijk dat iemand die zoo loopend schrijft als frederika bremer, een puntig letterteeken heeft gezet, waarvan een Engelschman maar zoo wat gemaakt heeft; gelijk onze Hollandsche letterzetters de vreemde woorden hier radbraken. De Heer van den bergh kon ook, zelfs in dit werk, nieuwe proeven van zonderlinge letterzetterij niet ontgaan. Zoo lezen wij (bl. 5) van een reuachtig hôtel, voor: een reusachtig. Drukfouten op te geven is echter een genre dat wij gaarne aan de liefhebbers overlaten. Maar welke grieven kon de geachte Vertaler tegen het woordeken rondom voeden, om het ten eenemale af te schaffen, en te schrijven: ‘zaait hij rond zich het zaad’; ‘het huis en een klein stuk land daar rond’; ‘rond de tent’, enz. Hoe veel welluidender klinkt, zijns ondanks (bl. 170): ‘ik zie rondom u de zwarten’, enz. Maar wij willen alle verdere aanmerkingen, die bloot kleinigheden zouden betreffen, achterwege laten, waar wij eene over het geheel zoo schoone en vloeijende vertaling voor ons hebben. Zoo het werk niet met twee keurige platen, behalve de titelvignetten, gesierd ware, zouden wij, bij alle respect voor washingtons graf, in het Tweede Deel liever iets anders gezien hebben; nu mogen wij niet ondankbaar zijn, want wij hebben hier eene van de roijale en nette uitgaven van den Heer kruseman.
Wij gevoelen het dat ons verslag onvolledig en gebrekkig is; moge het echter de aandacht op een werk van zoo rijken inhoud vestigen en den leeslust opwekken! |
|