Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 673]
| |||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||
[pagina 674]
| |||||||||||||||||||
in de Mohammedaansche maatschappijen voor de vrouw op eene andere wijze gezorgd, daar zij, ten gevolge van wettelijke bepalingen, nimmer in een toestand kan komen, waarin zij niet iemand heeft, van wien zij hulp en onderhoud kan vorderenGa naar voetnoot(1). - Is de vader gelukkig in het vinden van een meisje voor zijn zoon, dan wordt er een aanknooper (patjoek) gezonden. Zulk een aanknooper, een goede bekende van den vader, begeeft zich naar de ouders van het meisje, om bedektelijk te onderzoeken of zij hunne dochter reeds in het huwelijk willen doen treden of niet. Gewoonlijk blijkt het spoedig, dat zij daartoe genegen zijn, en het duurt niet lang, of zij worden door een koppelaar (tjòngkòk), van wege den vader van den jongeling, bezocht. De zending van dien koppelaar heeft ten doel om het meisje, naar den eisch van de Godsdienst, ten huwelijk te vragen. Eenige dagen nadat de koppelaar het berigt aan den vader van den jongeling heeft gebragt, dat de ouders van het meisje genegen zijn hunne dochter met zijn zoon in het huwelijk te vereenigen, wordt er belet gevraagd om haar te bekijken (nontòni). De vader van den jongeling, vergezeld van zijn zoon en van eenige bloedverwanten, brengt het bezoek. De vader van het meisje, met het doel van hunne komst bekend, ontvangt hen voorbedachtelijk zonder kris (dit beteekent zoo veel als ons en négligé) en laat die door zijne dochter halen, of doet haar aan zijne gasten kinang voordienen. Gedurende dit bezoek wordt er over allerlei onverschillige zaken gesproken, doch over het huwelijk geen woord gerept. Dit bezoek, met het doel om het meisje te bekijkenGa naar voetnoot(2), schijnt menigeen misschien eene ijdele formaliteit zonder zin of beteekenis toe, want de vrouw, die der Hoofden en Grooten alleen uitgezonderd, leeft op Java zoo eenzaam niet, als in sommige Mohammedaansche landen, | |||||||||||||||||||
[pagina 675]
| |||||||||||||||||||
waar zij in afgesloten woningen haar verblijf moet houden, en als zij uitgaat, zich zoo digt in kleederen en sluijers moet hullen, dat zij alleen van mond en oogen gebruik kan maken. De beteekenis van dit bezoek is dan ook volstrekt geene andere, dan eene slaafsche naleving van een godsdienstig voorschrift, waarvan de zin uit de volgende beschouwing helder zal worden. Het huwelijk is bij den Mohammedaan niets anders dan een koopcontract. Het bewijs voor deze stelling, die vreemd moet voorkomen, kan ik hier niet geven, omdat het mij tot eene groote uitweiding in het Mohammedaansche regt zou noodzaken, maar men zal het in den loop van het verhaal van zelf vinden. Bij een koopcontract is het onder Mohammedanen een volstrekt vereischte, dat de kooper vóór het aangaan van den koop de koopwaar goed bezie; de koop is nietig, als dat niet heeft plaats gehad. Wij, met onze Europesche begrippen, zouden zulk eene bepaling in onze wetten niet alleen onnoodig achten, wijl ieder in zijn belang wel zorgen zal te weten wat hij koopt, maar zelfs voor schadelijk houden, omdat zij in vele gevallen voor het algemeen hinderlijk zou zijn, en op ons uitgebreid handelsverkeer nadeelig zou kunnen werken. Maar, maken wij onze wetten in overeenstemming met de omstandigheden waarin wij verkeeren; het regt van den Mohammedaan daarentegen bestaat sedert eeuwen op zich-zelf en onderwerpt de omstandigheden aan zich. Zeer juist zegt daarover een Fransch schrijver: ‘Il s'agit de l'étude des institutions sociales d'un peuple qu'une loi immuable, depuis douze siècles et demi, travaille, retourne et remet dans la moule. Car ici, le peuple, la population, la nation n'a pas fait la loi; c'est la loi qui a fait, qui a fondu et moulé la nation, la population, le peuple.’ Mohammed, de levende openbaring van allah zelf, die zijn wil door woord en daad verkondigde, wordt geacht voor den mensch den weg gebaand te hebben (zoo zijn de Arabische uitdrukkingen), dien hij in zijn leven bewandelen moet. In den Koran is het geboekt, in de overleveringen (Sonnat) is het bewaard wat er al door mohammed gezegd en gedaan is voor den mensch ter navolging. Mohammed was gedurende zijn geheel leven koopman; slechts korten tijd heeft hij vee gehoed om den kost te winnen. Van daar dat de handel bij Mohammedanen zoo geëerd, en het hoofdstuk over koop en verkoop in het Mohammedaansche | |||||||||||||||||||
[pagina 676]
| |||||||||||||||||||
regt zoo uitgewerkt is. Mohammed bezag al wat hij kocht vooraf (is het te verwonderen?) zeer goed, en dit was eene voldoende reden om den Mohammedaan voor te schrijven, dat hij op straffe van nietigheid niets koopen mag voordat hij het bezien heeft. Het bezoek is afgeloopen. De vader keert met zijn zoon naar huis terug, maakt hem bekend met het doel der visite, en vraagt hem, of hij zin heeft in het meisje. Volgt een toestemmend antwoord, dan moet, voordat men verder gaat, de toekomst geraadpleegd worden. Het geluk zijner kinderen gaat den Javaan zeer ter harte, en de vraag: wat zal het lot van mijn zoon zijn? komt nu op in de beangste vaderlijke borst. In de toekomst, die de Goddelijke Voorzienigheid in nacht gehuld heeft, wordt zoo gaarne door den kortzigtigen mensch een vorschende blik geworpen. In alle tijden en bijna in alle landen is het den mensch als eene behoefte geweest om uit het een of ander verschijnsel gevolgtrekkingen voor de toekomst af te leiden. Ja, zelfs heeft dit bij sommige volken tot wetenschappelijke onderzoekingen aangespoord. Zoo zijn er b.v. in de Mohammedaansche literatuur meer dan tachtig wetenschappelijke werken over de uitlegging van droomen. Men zal daar echter volstrekt geene physiologische theorie over de droomen uit leeren kennen; neen, die boeken toonen slechts aan hoe de mensch, begeerig om zijne zaken ver boven de grenzen van het menschelijk verstand te regelen, in de mechanische werking zijner hersenen een voorteeken van toekomstige gebeurtenissen vindt. Zijn wij in onzen tijd wel veel verder? Staan de meer fashionable vormen van mesmerisme, clairvoyance en somnambulisme daar niet ook mede in verband? Doch het is hier de plaats niet om over dergelijke zaken uit te weiden. - De Javaansche vader, die vernemen wil hoe het met zijn zoon in het voorgenomen huwelijk gaan zal, raadpleegt de pasatoän. Die pasatoänGa naar voetnoot1) is een blad, waarop elke dag van onze week en elke dag van de oude Javaansche of zoogenaamde pasarweek zijn getal heeft. Zoo ook heeft elke letter van het Javaansche alphabet daarin haar getal. Om nu te weten of een voorgenomen huwelijk gelukkig of ongelukkig zal zijn, telt de Javaan de twee getallen ('t getal van onzen dag, en | |||||||||||||||||||
[pagina 677]
| |||||||||||||||||||
dat van den Javaanschen), waarop hij de berekening maakt, met de getallen der aanvangletters van elke syllabe der namen van de beide verloofden bij elkander op. Van de verkregene som trekt hij het getal zeven zoo veel malen af als het daarin opgaat; en het ten slotte overblijvende getal of cijfer wijst dan 't geluk of ongeluk aan, naar de volgende lijst:
Wijst de pasatoän ongeluk aan, dan stapt men van dit huwelijk af. Evenmin kan er iets van komen, wanneer de zoon de vraag van zijn vader, of hij zin in het meisje heeft, ontkennend beantwoordt. Vreemd mag het ons schijnen, dat aan het meisje geene vraag gedaan wordt, maar de ordening van de Mohammedaansche maatschappij verschilt geheel en al van de onze. Boven heb ik reeds gezegd dat de Mohammedaansche vrouw nooit in zulk een toestand kan komen, dat zij niet iemand heeft tot wien zij zich om hulp en onderhoud kan wenden. Zoo iemand heet haar wali, dat wij wel door voogd zouden kunnen vertalen, maar dan moeten wij er bij bedenken dat elke vrouw, zoo lang zij leeft, een voogd heeft en onder hem staat. Vader en grootvader zijn de wali's van hunne dochter en kleindochter, broeders van hunne zusters, mannen van hunne vrouwen, heeren van hunne slavinnen enz. Eene van de voornaamste verpligtingen van den wali is om bij het voltrekken van het huwelijk van zijne pupil zijne toestemming te geven, terwijl zij zelve hare goedkeuring daaraan moet hechten. Alleen vaders en grootvaders worden dwingende wali's genoemd, omdat zij het regt hebben hunne dochters en kleindochters, die vroeger nog niet gehuwd waren, zonder hare toestemming in 't huwelijk te verbinden. Eene menschkundige bepaling van de Mohammedaansche wetgeleerden mag ik misschien hier doen opmerken. De toestemming moet door de vrouw gegeven worden op het oogenblik, dat het huwelijk voltrokken wordt: de vrouw die vroeger reeds getrouwd was (weduwe, verstootene), moet ze geven in uitdrukkelijke bewoordingen; het meisje dat nog niet gehuwd was, geeft door zwijgen hare toestemming te kennen. | |||||||||||||||||||
[pagina 678]
| |||||||||||||||||||
Verlangt de jongeling het meisje voor de zijne, en voorspelt de pasatoän niets kwaads voor de toekomstige vereeniging, dan bepaalt de vader van het meisje den dag waarop hij de paningset, de geschenken, wil ontvangen. De paningset, - het woord beteekent ‘sterk binden,’ - bestaan gewoonlijk uit een ring, eenige kleedjes en wat lekkernijen (lamaran), door welke men zich voorstelt den jongeling met het meisje te verbinden, te verloven zouden wij zeggen. Om het meisje tot vrouw te koopen wordt de toekòn, letterlijk koopsom, door den vader des jongelings gegeven vier of vijf dagen voor de voltrekking van het huwelijk. De levering dier koopsom gaat gepaard met meer belangrijke geschenken, sasrahan genoemd, bestaande uit buffels, rijst, kippen, eenden, ongeschilde kokosnoten, zout, uijen, knoflook, en voorts eenige lekkernijen. Een man en eene vrouw brengen die geschenken over, onder 't geleide meestal van muzijk. Als op die wijs de koop gesloten, of liever het contract verzekerd is, bereidt men zich voor om door kerkelijke plegtigheden het huwelijk te doen inzegenen of voltrekken. Nadat de sasrahan ontvangen zijn, komen de ouders der aanstaande echtgenooten niet meer bijeen: heeft de een den ander iets mede te deelen, dan geschiedt dit door middel van boden. De bruidegom en bruid worden beide van dat tijdstip af mede te huis gehouden en door gewijde baden gereinigd. Op denzelfden dag zenden de ouders van beide kanten aan hunne vrienden en bloedverwanten spijzen, namelijk, gekookte rijst, vleesch, lekkernijen en vruchten, tondjokkan genoemd, ten geschenke. Op dien dag moeten de ouders ook aan hunne Hoofden het geschenk, pakepelGa naar voetnoot(1), zenden, dat, naar het vermogen, op drieërlei wijs wordt gegeven. De groote pakepel bestaat in twee buffels, omtrent vijftig ongeschilde kokosnoten, honderd danganGa naar voetnoot(2) ongekookte rijst, uijen, knoflook, eijeren, zout, eenden en kippen enz. De middelmatige pakepel bevat van al die artikelen de helft; en de kleine pa- | |||||||||||||||||||
[pagina 679]
| |||||||||||||||||||
kepel bestaat slechts uit een haan of hen, drie pitrahsGa naar voetnoot(1) ongekookte rijst, vier kokosnoten, met wat uijen, knoflook, en eenige eijeren. Te gelijk met het zenden van de tondjokkan worden de vrienden en bloedverwanten met den dag voor het huwelijk bepaald bekend gemaakt, en, naar een godsdienstig voorschrift, tot een feestmaal (djagongan) genoodigd. Maakt men geen omslag met de huwelijksviering, dan wordt dat feestmaal op den avond vóór de voltrekking van het huwelijk gegeven. Wordt er echter werk van gemaakt, dan duurt het feest drie of vijf achtereenvolgende dagen. Verschillende gedeelten van het huis worden dan met groen versierd en met linnen behangen, en een praalbed met zijn toebehooren van aarden potten, poppen en groen, wordt in orde gebragt. Het groote genot van den Javaan, eene tandaq-partij, ontbreekt dan ook niet. Tandaqqen, dat is zoo veel als dansen, bestaat bij de Javanen niet in het doen van sprongen, of het maken van vlugge passen, maar in het uitvoeren van bevallige standen en 't langzaam bewegen der armen en beenen, inzonderheid der armen, waarbij ook verdraaijingen van de handen en vingers niet ontbreken. De bepaling van den dag des huwelijks geschiedt met angstvallige bezorgdheid. Niet gelijk bij ons wordt daarbij slechts op huiselijke belangen en de geschiktheid van den dag voor de leden der familie gelet, maar de Godsdienst, die over alles in het leven van den Mohammedaan de heerschappij voert, geeft ook hierbij zoo niet regels, dan toch vermaningen en onderrigtingen, om het geluk der aanstaande echtgenooten te verzekerenGa naar voetnoot(2). Doch om eenigzins te leeren kennen wat noodig is tot bepaling van dien dag, moeten wij van de Javaansche tijdrekening spreken. De Javanen tellen hunne jaren bij windoes, dat zijn tijdkringen van acht jaren, waarvan elk jaar eene Arabische letter tot naam heeft; zij heeten: Alip, Éhé, Djimawal, Djé, Dal, Bé, Wawoe en Djimakir. Wil nu de Javaan zijnen kinderen geen ongeluk in hun huwelijk veroorzaken, dan moet hij ze niet om het derde jaar uithuwelijken, | |||||||||||||||||||
[pagina 680]
| |||||||||||||||||||
b.v. wie een kind uitgehuwelijkt heeft in het jaar Alip, mag dit niet weder doen in het jaar Djimawal. - Doch niet alleen het jaar, maar ook de maanden komen in aanmerking. Zij zijn twaalf in getal, en heeten: Soera (of Mokaram), Sapar, Rabiolawal (of Moeloed, d.i. geboorte, omdat mohammed in die maand geboren is), Rabiolakir, Djoemadilawal, Djoemadilakir, Redjeb, Roewah (of Sapan), Poewasa of Sijam (of Ramelan, de vasten), Sawal, Doelkangidah en Besar (de bedevaartsmaand, waarin het grootste feest van de Mohammedanen gevierd wordt)Ga naar voetnoot(1). Veel geluk wacht dengeen die in de maanden Rabiölakir, Djoemadilakir of Besar huwt, doch onheil treft den lageren Javaan, die, het voorbeeld van de aanzienlijken volgende, in de maand Soera trouwt. Het huwelijk in de overige maanden voltrokken heeft allerlei onheil ten gevolge. De maand Sapar brengt eene aaneenschakeling van ongelukken, Moeloed veel twisten en ongelegenheden, Djoemadilawal echtscheiding, Redjeb moeijelijke kostwinning, Roewah veel ziekten, en Sawal veel verdriet, over de aanstaande echtgenooten. - Ook op den dag der maand moet vooral gelet worden. De Javanen hebben tweederlei soort van weken, de Javaansche en de Mohammedaansche: de eerste heeft vijf, de tweede zeven dagen. De namen der dagen van de Javaansche week zijn: legi, païng, pon, wagé en kliwon; die van de Mohammedaansche zijn de Arabische telwoorden: ahad (zondag), senèn (maandag), salasa (dingsdag), rebo (woensdag), kemis (donderdag), djoemoengah (vrijdag, vergaderingsdag, omdat op dien dag bij het middaggebed om twaalf uur eene preek wordt gehouden, die ieder Mohammedaan verpligt is te hooren)Ga naar voetnoot(2) en saptoe (zaturdag). De Javanen noemen de namen van de dagen der verschillende weken bij elkander, als zij over een dag van de week spreken, b.v. zondag legi, maandag païng. De dingsdag kliwon (d.i. wanneer het treft, dat de derde dag van de Mohammedaansche week is de vijfde van de Javaansche) wordt, in navolging van de Boedisten, voor heilig gehouden, en heet anggara-kasih (anggara is de oude naam voor dingsdag | |||||||||||||||||||
[pagina 681]
| |||||||||||||||||||
en kasih beteekent geliefd). De maand waarin zulk een dingsdag niet voorkomt, heet de ledige maand (d.i. de maand waarin geen goede dag is), en maakt dat men zich onthouden moet om gedurende het geheele jaar, waarin zulk eene maand is, een huwelijk aan te gaan. De dag waarop iemands vader of grootvader overleden is, wordt als een ongelukkige dag voor den zoon of kleinzoon beschouwd; niet veel goeds wacht hem, als hij op dien dag een huwelijk aangaat. Daarentegen is hij zeker gelukkig die een huwelijk sluit op den negen-en-twintigsten van Poewasa, in welke maand de poorten van het paradijs steeds geopend zijn. Behalve de reeds genoemde dagen zijn er nog anderen waarop het niet goed is een huwelijk te bepalen; zij zijn: de eerste van Soera; zaturdag en zondag in de maanden Soera, Sapar en Besar; maandag en dingsdag in de maanden Moeloed, Rabiolakir en Djoemadilawal; woensdag en donderdag in de maanden Djoemadilakir en Redjep; en vrijdag in de maanden Poewasa, Sawal en Doelkangidah. Vraagt iemand: wat mag de reden zijn, dat al die dagen door de Javanen voor ongelukkig worden gehouden, het antwoord vindt hij in de gewijde legende der Muzelmannen. Op den eenen dag zijn hasan en hoesin, kleinzonen van mohammed, gesneuveldGa naar voetnoot(1); op den anderen is ngisa (jezus) door de Joden gevat; op weer andere hebben dergelijke gebeurtenissen plaats gehad, b.v. is ibrahim (abraham) door Koning namroed (nimrod) in het vuur geworpen, omdat deze zijne afgoden vernield had; is joenoes (jonas) door den walvisch verslonden; zijn adam en eva uit het paradijs verdreven; is de zondvloed begonnen; heeft mohammed een tand verloren bij eene geleden nederlaag. - Doch het belangrijkste van alles is den juisten tijd op den dag zelf te bepalen. Met het oog hierop is de dag in vijf tijden (sangat) verdeeld, die ieder hun patroon, als ik ze zoo noemen mag, hebben, en elkander in de vier-en-twintig uren beurtelings afwisselen. Hunne namen en functiën zijn als volgt: ahmad (d.i. de geliefde, een bijnaam van mohammed) brengt heil aan; djabaraïl (gabriël) verschaft veel geluk; ibrahim voorspelt bloedvergieting; joesoep (jozef) verkondigt eene moeijelijke kostwinning; ngidjraïl of ngidiraïl | |||||||||||||||||||
[pagina 682]
| |||||||||||||||||||
(de doodsengel) boodschapt een ongelukkig leven en een spoedigen dood. De afwisseling gaat aldus: ahmad begint te heerschen met het aanbreken van den dag, en houdt daarmede op als de lengte van de schaduw der menschen, die in de zon staan, een-en-twintig voet is; van dat tijdstip af begint de heerschappij van djabaraïl, die regeert totdat die schaduw elf voet verminderd is; daarna komt ibrahim, die tot twaalf uur heerscht; vervolgens begint de regering van joesoep, die tot halfvier 's namiddags duurt; op hem volgt ngidiraïl, die den ganschen nacht heerscht. Met het aanbreken van den volgenden ochtend begint djabaraïl, den daaropvolgenden ochtend vangt ibrahim aan enz. Behoudens die afwisseling is er als vaste regel aangenomen, dat ahmad altijd op den eersten en zesden van iedere maand met het aanbreken van den dag begint te heerschen. Op den avond vóór den dag der huwelijksvoltrekking worden, naar het volksgeloof, de bruid en bruidegom door hemelsche nimfen, widadaries, bezocht, en een ongeluk, meent men, zou hen treffen wanneer zij gedurende dien avond en nacht in slaap vielen. Om de widadaries behoorlijk te ontvangen wordt er dan geofferd, en bruid en bruidegom de haren der wenkbraauwen, van den nek en aan het voorhoofd een weinig afgeschoren. Om te beletten dat de slaap het aanstaande jonge paar overweldige, waken eenige vrouwen bij hen. Bij den afloop van het feest worden de gasten uitgenoodigd om den volgenden dag de voltrekking van het huwelijk met hunne tegenwoordigheid te vereeren. In den ochtend van dien dag reeds ten vijf uur, het uur voor het ochtendgebed, doet men, onder het plengen van eenige offers, bruid en bruidegom een bad nemen en beschildert en bestrijkt hen, en kleedt hen in een prachtgewaad, zoo als dit in ons eerste stuk is beschreven. Bovendien worden er nagenoeg vijf-en-twintig haren van de koetjir en koentjoeng (bladz. 504) van bruidegom en bruid, ter lengte van omtrent een duim, afgeknipt. Dan begeeft men zich op het bepaalde uur naar de plaats waar het huwelijk zal voltrokken worden. Die plaats verschilt, naarmate het meisje onder het een of ander hoofd staat. Behoort zij onder de Soeranata'sGa naar voetnoot(1), of onder den Hoofdpriester, of | |||||||||||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||||||||||
onder een Prins, dan is 't de Soeranatan, of de groote moskée, of het huis van haren vader. Daar bevinden zich een Priester, twee mannelijke getuigen, de bruidegom of zijn vertegenwoordiger (wakil)Ga naar voetnoot(1), de voogd (wali) van het meisje en eenige van hare bloedverwanten. De Priester, gezeten op een nieuw matje, tusschen de twee getuigen, heeft het gelaat naar het oosten gewend (kéblat), om de plegtigheid een godsdienstig karakter te geven, want bij elke godsdienstige plegtigheid moet het gezigt naar de heilige stad Mekka worden gekeerd. Aan de regterhand des Priesters staat de voogd van het meisje, en tegenover hem de bruidegom, achter wien de bloedverwanten een halven kring vormen. Mohammed, wiens bepalingen voor zijne volgelingen van goddelijke kracht zijn, heeft hun ook voorschriften omtrent hunne kleeding en versiering gegeven, opdat de weelde bij hen geen ingang vonde. Zoo verbood hij den mannen het dragen van zijden kleederen en gouden of zilveren sieraden. Alleen den soldaat is 't vergund aan zijn zwaard, het beste wapen voor den geloovige om de ongeloovigen te bestrijden, edele metalen en edelgesteenten te hebben. Evenzeer is het geoorloofd den Koran, het edelste geestelijke wapen van den geloovige, in goud te binden en met edele steenen te versieren. Naar aanleiding van deze voorschriften, wordt de kris des bruidegoms nagezien, of er ook eenig goud aan is, en als dat er aan gevonden wordt, moet het er afgenomen worden. Daarna begint de plegtigheid, die in niets anders, dan het uitspreken van eenige formulen bestaat. De wali begint met zich tot den Priester te wenden en hem aldus aan te spreken. ‘O Priester! ik verzoek u, mijne dochter, genaamd A, in het huwelijk te verbinden met B. De koopprijs (srikawin, of maskawin) bestaat uit echt zilver, zwaar een tahilGa naar voetnoot(2).’ Daarop wordt den | |||||||||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||||||||
bruidegom door den Priester gevraagd: ‘geeft gij den srikawin op staande voet of behoudt gij ze als eene wettige schuld?’ Antwoordt deze het eerste, dan geeft hij dien aan den Priester, die hem terstond aan den wali overhandigt; wil hij dien niet terstond geven, dan antwoordt hij: ‘ik erken dien als schuld.’ Hierop neemt de Priester den bruidegom bij den duim van de regterhand, en spreekt de volgende woorden: ‘In den naam van den barmhartigen God, den Ontfermer! Alle lof zij God, en zijn zegen ruste op zijn zendeling (namelijk mohammed), aan wien hij alle geluk schenkt. - Op verzoek van den wali C, vereenig ik A, dochter van D, in den huwelijken staat met B, met een srikawin van een tahil echt zilver.’ De bruidegom herhaalt daarop de woorden: ‘ik neem het huwelijk tusschen mij en A aan, met een srikawin van een tahil echt zilver, welken ik als schuld erken (of: dien ik bereids gegeven heb).’ Een van de getuigen neemt dan het woord en spreekt den bruidegom aldus aan: ‘Bruidegom! spreek na de volgende bepalingen, door den VorstGa naar voetnoot(1) ingesteld. Indien ik mijne vrouw verlaat een jaar over zee, of zeven maanden over land, met uitzondering wanneer ik 's Vorsten last moet uitvoeren, zoo zal ik, wanneer zij daarover niet tevreden mogt zijn, een van mijne talaksGa naar voetnoot(2) verbeuren. Ook zal ik een van mijne talaks verbeuren, wanneer ik mijne vrouw geene huisvesting verleen, haar niet onderhoud, of de huwelijkspligten niet vervul, en zij daarover niet tevreden mogt zijn.’ Door den anderen getuige wordt het huwelijk dan ingezegend met de volgende worden; ‘O God! vereenig Gij den man met de vrouw, zoo als Gij het water met den dauw vereenigt. U alleen aanbid ik, en ook tot U rigt ik mijne gebeden.’ - Hierna worden door den vader des bruidegoms en door dien van de bruid offerhanden van pisang, siri, pinang, tabak, gambir gedaan, en eenig geld aan den Priester en zijne getuigen gegeven. De bruidegom bewijst hulde aan zijn schoonvader en de | |||||||||||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||||||||||
aanwezige oudere bloedverwanten, door hunne knieën te kussen, en gaat daarop naar huis. De vader der bruid doet haar dan de offerspijzen brengen, bestaande in: kippen, vleesch, en rijst in kokosmelk gekookt en op eene bijzondere wijze toebereid. Over die spijzen doet de Priester een gebed en nadat men er gebruik van gemaakt heeft, keert men naar huis terug. Hiermede zijn de plegtigheden der voltrekking van het godsdienstig huwelijk afgeloopen, doch geenszins die, welke door de zeden en gewoonten eigenaardig aan het Javaansche volk, en afgescheiden van het Mohammedanisme, sedert eeuwen gevorderd worden. De bijeenkomst van bruidegom en bruid, zoo als die plegtigheid heet, wordt in den voornamen stand met grooten luister bewerkstelligd. In den namiddag omstreeks vier uur (de Javaan zegt 's avonds, omdat hij van drie tot zeven voor avond rekent; later is nacht) wordt de bruidegom in praalgewaad gekleed, en gekapt en opgetooid, zoo als wij reeds vroeger beschreven hebben. Gezeten op een paard, prachtig getuigd en door twee personen geleidGa naar voetnoot(1), omgeven van soldaten en muzikanten, die, in twee rijen geschaard, voor hem uittrekken, begeeft hij zich naar zijne bruid. Bij zijne aankomst gaat zij, op de vroeger beschreven wijze gekleed en getooid, en gekapt, haren bruidegom te gemoet, en bij hun zamentreffen werpen zij elkander, elk met twee gantal'sGa naar voetnoot(2), zinnebeelden van de eerste kennismaking. Daarna wascht zij hem de voeten, ten teeken van eerbied. Hij neemt haar dan bij de regterhand, en brengt haar naar het praalbed, waar zij nederhurkt, om door hem met goedé, katjang (soorten van peulvruchten) en geel gemaakte ongekookte rijst bestrooid te worden. Dit geschiedt terwijl eene der vrouwen de volgende woorden uitspreekt: ‘de bruidegom schenkt u zijn rijkdom, bestaande in oude katjang en oude goedé.’ Nu zetten beide zich voor het praalbed, terwijl de gasten in de pandapa plaats nemen. Na het nuttigen van lekker eten (zoo als de Javaan zegt voor ons dineren), worden lekkernijen, en | |||||||||||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||||||||||
koffij of thee rondgediend, en daarmee is de bijeenkomst afgeloopen, om door de plegtigheid van de ontvangst der schoondochter te worden gevolgd. De bruid, gezeten in een tandoeGa naar voetnoot(1), met twee rijen bedienden voor zich; de bruidegom daarachter te paard, begeleid door eenige personen, begeven zich in statigen optogt naar de woning van den vader des bruidegoms. Daar gekomen, zetten de jonggehuwden zich voor het praalbed, en daar worden des bruidegoms oudere bloedverwanten, en zij die eenigen rang bekleeden, door zijnen vader tot hem gebragt. Aan dezen bewijst het echtpaar hulde door het kussen van hunne knieën. In de pandapa wordt nu op nieuw lekker gegeten en gedronken. Daarna verkleeden zich bruid en bruidegom, en verschijnen weêr in hunne gewone kleeding. Eene tandaq-partij, waarbij de bruidegom het eerst, en daarna de genoodigde gasten volgens hunnen rang of ouderdom, tandaqt, besluit het feest, dat voor de meesten tot één uur in den nacht duurt, door anderen echter tot den volgenden ochtend wordt voortgezet. Omstreeks elf uur in den nacht wordt de bruid door eene harer vrouwen naar het praalbed gebragt, en eenige oogenblikken daarna wordt de bruidegom uitgenoodigd om haar te volgen. Omtrent een uur nadat zij daar binnen zijn gegaan, komt men met fakkels in die kamer en doet alsof men iets zoekt, zonder evenwel hen te storen. Tot drie keeren toe wordt dit herhaald. Dat toelichten met fakkels dient om de booze geesten te verdrijven, die, naar het volksgeloof, de jonggehuwden in dien nacht plagen en kwellen, ten einde hunne huwelijksliefde in afkeer te veranderen. Dit volksgeloof heeft waarschijnlijk zijn grond in den aard van een Mohammedaansch huwelijk. De volstrekte onbekendheid die er tusschen de echtgenooten vóór hun huwelijk bestaat, heeft dikwijls ten gevolge dat de genegenheid in afkeer verandert wanneer zij elkander nader leeren kennen: zelden is de liefde die er op den dag van het huwelijk bestond, duurzaam. Het geloof, dat de werking van alle dagelijksche voorvallen aan de onmiddellijke tusschenkomst van hoogere | |||||||||||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||||||||||
magten toeschrijft, moet ook natuurlijk het verdwijnen van de liefde na zulke huwelijken aan het bedrijf van booze geesten wijten. Met gelijke plegtigheid wordt, in den namiddag van den volgenden dag, de togt naar het huis van den vader der vrouw gehouden. Den daarop volgenden dag gaat het paar zonder plegtigheden naar zijne eigen woning terug; waarna 't als een gezeten echtpaar beschouwd wordt. De huwelijksplegtigheden, hier van het begin tot het einde opgegeven, worden getrouw in acht genomen wanneer een voornaam jongeling zich in het huwelijk begeeft met een meisje dat met hem gelijk in stand is. Er worden echter allerlei weglatingen of veranderingen in gebragt: als de jongeling van hoogeren of lageren stand is dan het meisje; als twee of meer huwelijken tegelijk voltrokken worden; als een weduwnaar het zij met eene maagd, het zij met eene weduwe met kinderen of zonder kinderen in het huwelijk treedt. In deze en vele andere gevallen, worden de plegtigheden bij het huwelijk gewijzigd. Wij zullen ons echter in dien doolhof van afwijkingen niet begeven, maar liever ons onderwerp voortzetten. Doch eerst moeten wij nog met één enkel woord over de gedwongen huwelijken spreken. Ieder dorp, en op de hoofdplaats iedere wijk, is aansprakelijk bij het Hoofd of den wijkmeester voor elk misdrijf in het dorp of de wijk gepleegd, en verpligt de veroorzaakte schade te vergoeden en de bepaalde boete te betalen; maar even zoo is ook het Hoofd of de wijkmeester, of de persoon die hem in het bestuur vervangt, verpligt het meisje tot vrouw te nemen dat zwanger is, en haren schuldigen man of jongeling niet kan of wil noemen. Wie aan het hoofd staat is verpligt te zorgen dat zijn ondergeschikten geene overtredingen begaan. Bij zulke gedwongen, voor de bruidegoms vooral niet aangename huwelijken, worden natuurlijk die plegtigheden wel achterwege gelaten. Mohammed, zeggen zijne volgelingen, is eene levende openbaring van allah, en heeft door woorden en daden, ja zelfs door zwijgen, getoond, langs welken weg de mensch tot onvergankelijke gelukzaligheid kan komen, of liever geleid kan worden. Sommige verbodsbepalingen echter, waren alleen voor mohammed wegens zijne bijzondere voortreffelijkheid verpligtend, en behoeven niet door elken Muzelman in acht genomen te | |||||||||||||||||||
[pagina 688]
| |||||||||||||||||||
worden, terwijl mohammed van andere geboden werd vrijgesteld (liever zich-zelven vrijstelde) die nog tegenwoordig op de Muzelmannen rusten. Een verbod van de eerste soort wil ik aardigheidshalve vermelden; het is: dat mohammed alleen geen knoflook mogt eten. Men kan de reden van deze bepaling gissen; zij was: dat mohammed dagelijks met engelen, vooral gabriël, verkeerde en met hen sprak; om dezen nu niet met den onaangenamen knoflook-reuk te hinderen, moest hij er zich van onthouden. Daarentegen was het hem geoorloofd zoo vele vrouwen te nemen als hij verkoos, terwijl de geloovigen zich tot het nemen van vier vrouwen moeten beperken. Die beperking evenwel is meer schijnbaar dan wezenlijk, daar de Mohammedaan wel is waar slechts vier wettige vrouwen, zoo als men op Java zegt, mag trouwen, maar toch zoo vele bijzitten mag nemen als hij verkiest. Op Java noemt men de kinderen uit die bijzitten geboren onechte kinderen, doch men moet in het oog houden dat zulke kinderen volgens de Mohammedaansche wet even wettig zijn als die uit de echte vrouwen geboren; b.v. zij erven van hunne ouders op dezelfde wijs als de andere kinderen. De regten en verpligtingen der echtgenooten vloeijen allen voort uit de beschouwing: dat het huwelijk een koop en verkoop is. De man (de kooper) is verpligt zijne vrouw (het gekochte) te onderhouden. Dezelfde regel geldt voor de eigenaars van slaven en dieren. En wat verstaat de Mohammedaan door onderhoud? Het onderhoud omvat drie verpligtingen. De man moet zijne vrouw een afzonderlijk verblijf verschaffen; maar deze verpligting wordt alleen door de grooten volbragt. Hij moet zijne vrouw dagelijks levensmiddelen verschaffen, in evenredigheid van zijn vermogen. En hij moet in hare kleeding voorzien, namelijk, hij moet haar elk half jaar kleederen geven voor het jaargetijde geschikt. Andere noodzakelijkheden van het leven zijn mede in 't onderhoud begrepen; doch hoe ver dat gaat kan hier bezwaarlijk worden opgegeven. Hoe naauwgezet de Mohammedaansche wetgeleerden dit onderwerp behandeld hebben, blijkt onder anderen uit de vraag, die zij opperden, of het geven van medicijnen aan eene zieke vrouw ook tot de verpligting van onderhoud behoorde. Dat die vraag ontkennend door sommigen werd beantwoord, ware op zich-zelf, wanneer het niet uit vele | |||||||||||||||||||
[pagina 689]
| |||||||||||||||||||
andere bepalingen bleek, reeds genoeg, om te doen beseffen dat onder de Mohammedanen aan geene gemeenschap van goederen bij echtgenooten gedacht kan worden. - Niet alleen het onderhoud, maar ook de vrouw goed te behandelen behoort tot de verpligtingen van den man. Maar nu rijst al weer de vraag: wat verstaat de Mohammedaan door eene goede behandeling? Men zou kunnen denken: hij verstaat er door, dat de man zijne vrouw niet mag slaan of mishandelen. Dit is in zekere mate ook waar, niettegenstaande de modica castigatio, die de man aan zijne vrouw mag toedienen; maar dit is toch de hoofdzaak niet. Door goede behandeling verstaat de Mohammedaan: dat de man verpligt is om zijn tijd (vooral de nachten) gelijkelijk onder zijne vrouwen te verdeelen. - De verpligtingen van de vrouw, daarentegen, bestaan in gehoorzaamheid aan haren man, in het vragen van verlof als zij haar aangewezen verblijf eens verlaten wil, en in bereidvaardigheid om aan zijnen wil te voldoen. Evenwel, moet men erkennen, hebben de Mohammedaansche wetgeleerden zeer naauwgezet ook de regten van de vrouw bepaald. Een voorbeeld tot opheldering moge voldoende zijn. De vrouw heeft regt om loon van haren man te vragen voor het zogen van hare kinderen, met uitzondering alleen van het eerste kind. Om dit goed te begrijpen, moet men weten dat de Arabische vrouwen niet zelve hare kinderen zoogden, maar aan de vrouwen van in de nabijheid der groote steden wonende Badoewinen gaven om ze te zoogen en groot te brengen. De vrouw die zelve haar kind zoogt, doet dus meer dan waartoe zij verpligt is, en moet daarvoor betaald worden. - De opvoeding van de kinderen rust zoowel op den man als op de vrouw. De dochter blijft gewoonlijk bij de moeder, de zoon bij den vader om te leeren hetgeen hij later noodig heeft. De ontbinding van het huwelijk wijst insgelijks op het idée van koop en verkoop. Even als het contract den kooper vrijwaart tegen verborgen gebreken die het gekochte ongeschikt maken voor 't gebruik waartoe het bestemd is (vitia redhibitoria), zoo kan ook de man het huwelijk om verborgen gebreken der vrouw vernietigen; doch ook de vrouw heeft dit regt tegen den man. Over al de ontbindingen des huwelijk volgens het Mohammedaansche regt te spreken, zou ons te ver leiden; wij moeten ons tot de belangrijkste bepalen, namelijk tot de | |||||||||||||||||||
[pagina 690]
| |||||||||||||||||||
verstooting (talag, d.i. wegzending). De man kan zijne vrouw naar willekeur verstooten. Evenwel is dit harde regt van den man eenigzins getemperd door de kracht van sommige godsdienstige bepalingen. Zulk eene verstooting heeft ten gevolge, dat het huwelijk tusschen die man en vrouw geschorst wordt; eerst wanneer de man zijne vrouw voor de derde maal heeft verstooten, is het huwelijk ontbonden. Na elke verstooting moet de vrouw drie maanden afgezonderd wonen, en mag geen nieuw huwelijk aangaan (confusio sanguinis)Ga naar voetnoot(1). Na de eerste twee verstootingen kan de man de verstootene vrouw weder tot vrouw nemen, door tot haar te gaan in haar afgezonderd verblijf, zonder dat de formaliteiten eener huwelijksverbindtenis plaats hebben. Na de derde verstooting echter mogen de nu volkomen gescheiden echtgenooten geen nieuw huwelijk met elkander weêr aangaan, dan nadat de vrouw met een ander man is gehuwd geweest en ook dat huwelijk weêr is ontbonden. Zulk een man heet bij de Arabieren de geoorloofdmaker (mohallil) en bij de Javanen de tusschenman (let). - De vrouw kan zich niet naar willekeur van haren man ontslaan; alleen in bepaalde gevallen is haar 't regt toegekend om, zoo de man haar niet wil verstooten, eene verstooting van hem te koopen (koeloek).
(Het vervolg hierna.) |
|